Al weer wat jaren geleden
heb ik eens een Amerikaanse bioloog gesproken, die een heel boek vol had
geschreven over de trouw van een hond. Daar moest ik gisteren even aan denken.
Doorgaans kennen we
honden vanwege hun trouwe ogen en gedrag al snel menselijke eigenschappen toe.
Helaas kunnen de arme dieren het niet ontkennen bij ontstentenis van een
voldoende ontwikkeld strottenhoofd. Ze kunnen niet praten en eerlijk gezegd ben
ik bang dat er niet veel bijzonders zou uitkomen.
Waarmee niet gezegd is,
dat dit bij mensen zoveel anders is, afgezien van dit strottenhoofd dan. Toch,
toen ik gisteren na twee maanden onze gasthond terugbracht, moest ik even aan
die beste man terug denken. Ik verkeerde een beetje in de veronderstelling dat
het lieve beest het bij ons heel wel naar haar zin had.
Zeker twee maal daags
zwemmen in het kanaal. Lange wandelingen en gezelschap van een vijftien jaar
oud soortgenootje. ,,Dat wordt nog wat’’, zei ik tegen de buurvrouw. Straks
wil ze niet meer terug. Nu viel dat wel mee, dat wil zeggen, ze hupte zo de
auto in en kroop lekker op een verboden plek achter mijn stoel en bleef daar
twee uren doodstil liggen.
Evenwel op het moment dat
we het erf van haar baas opreden ging de kop omhoog. En de deur was nog niet
open of ze schoot naar binnen en draafde heen en weer tussen baas en bazin en
de kleinkinderen. Vergeten was ik.
Een lange wandeling door
een idyllisch Brabants dorp maar zonder kanaal en slechts een ondiep riviertje,
zou haar wel op andere gedachten brengen, dacht ik zo. Helaas, alweer niet.
Ondanks mijn geringschattende opmerkingen over het lullige watertje.
Pas bij het afscheid was
er even iets van ‘moet ik mee?’ En geaarzel bij de auto. Maar de uitnodigend
geopende autodeur werd niet beloond. Ze bleef aarzelend staan, maar toen ik
wegreed draaide ze zich zonder meer om naar haar baas.
Tja, er zit kennelijk
toch iets in, in die onvoorwaardelijke trouw. Je echte baas vergeet je niet zo
maar. Daar weegt geen aangename zwemplaats tegenop. Dan maar pootjebaden in een
riviertje. Een illusie armer ben ik weer thuis, alwaar de achterblijver licht
verward zoekt naar haar speelmaatje waarmee het zo lekker blaffen was voor het
hek. De bioloog had een punt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten