zaterdag 29 augustus 2015

En nu maar weg ermee




De zomervakanties maar amper voorbij en daar gaan we weer los. Zwarte Piet dus. Daar zou wel eens iets aan kunnen worden gedaan, aldus een VN-commissie. Nu was dit maar een onderdeeltje van de aanbevelingen om racisme en discriminatie in dit land aan te pakken, maar voorspelbaar pikken de twitteraars juist Zwarte Piet eruit, om eens flink los te gaan.

Nu zijn de twitteraars met hun verwerpelijke opmerkingen natuurlijk niet representatief voor de Nederlands bevolking, maar het geeft te denken. Zijn we echt zo racistisch hier? Racistischer dan in andere landen? De VN-commissie legt de vinger op de zere plek. Wellicht discrimineren Nederlanders niet meer dan mensen in andere landen, maar de ontkenning ervan, dat steekt.

Sommige media hebben tal van voorbeelden aangehaald om aan te tonen, dat we toch wel een probleem hebben met wat niet roomblank is. Bij sollicitaties, politiecontroles, op school en in de dagelijkse omgang met medelanders wier wiegje zichtbaar niet in dit land heeft gestaan of althans dat van de ouders, is er wel degelijk sprake van discriminatie.

Personeelsmedewerkers, politieagenten, ach, we hebben allemaal het meeste vertrouwen in mensen die net zo zijn als wij. Het valt natuurlijk onder het kopje de mens is zondig en tot alle kwaad geneigd. Voor velen is het daarom al te meer reden er liever niet te veel aandacht te besteden en al helemaal niet vanuit een overheid in te grijpen.

Zwarte Piet is gewoon traditie, hoe pijnlijk voor gekleurde mensen ook, en dat moet vooral zo blijven. Zelfs de premier ziet het zo en lacht er een beetje ongemakkelijk bij. Dit laatste is wel pijnlijk. Dat lacherige van voor het overige weldenkende mensen en de onwil te luisteren naar het ongemak van de medelanders van andere origine als het om discriminatie gaat.

Zijn al die mensen die zich zo uiten over hun liefde voor traditie racistisch? Met een beetje goede wil zou je kunnen zeggen, dat ze het zich niet bewust zijn. Niemand zal zich er hier op voorstaan racist te zijn. Niet zoals in de VS, waar je mensen rustig hoort zeggen ‘Proud to be racist’.  Niet in het openbaar hoor, maar onder gelijkgezinden is het heel gebruikelijk. Daar wijzen we dan ook verontwaardigd naar.

Dat krijgen we  nu op ons bord terug. Want als we dit onder-elkaar-racisme gelijk mogen stellen aan de uitingen van de twitteraars is Nederland natuurlijk geen haar beter. Dat ligt extra gevoelig voor een land, dat ooit groot was in de slavenhandel. Maar dat mag je niet zeggen. De hedendaagse mens heeft daar toch niets mee te maken?

Hm, ja en nee. Natuurlijk is de gemiddelde Nederlander niet schuldig aan de slavenhandel, maar een beetje historisch besef zou ons wel wat bescheiden mogen maken. Misschien is het tijd om simpel te erkennen dat er in dit land wel degelijk gediscrimineerd wordt en dat bijna iedereen zich daar schuldig aan maakt. We moeten niet onmiddellijk op de achterste benen staan als een buitenstaander ons op ons falen wijst om op normale wijze met andere mensen om te gaan.

En ophouden kinderen die veelal volstrekt kleurenblind zijn op de veelkleurige scholen in te prenten dat het heel gewoon is rond Sinterklaas zulke leuke zwarte kereltjes om te Sint heen te zien draven. Dat mensen als Quinsy helemaal fout zijn hierin racisme te zien. Hou op de kleurenblinde kinderen te vergiftigen met foute denkbeelden over hun medelanders en er is al veel gewonnen.


Hier ligt wel degelijk een taak voor de overheid. Discriminatie is simpel bij wet verboden. Laten we ons hier dan ook aan houden. En af en toe bij ons zelf te rade gaan of we wel zo weldenkend zijn als het om mensen met een andere kleur dan wel afkomst gaat.  En voor wie dat kennelijk te moeilijk is, is er de handhaving van de wet en daarvoor hebben we een overheid. Te beginnen met het verkleuren van de hulpjes van de Sint.

vrijdag 21 augustus 2015

Dagen van de frisse geest



De wisseling van de seizoenen wonend aan een fietspad heeft een bijzonder karakter. Het schoot me te binnen toen ik me ergerde aan NOS-beelden van beginnende scholen. Dat een cameraman een beetje geilt op jonge meisjesbillen, mij best. Maar dat hoeft heel Nederland toch niet te zien.

Toch begrijp ik het ook wel weer een beetje. Na een zomer waarin het beeld voor onze deur bepaald wordt door nogal grijzige typen op elektro-bikes, is het nu weer tijd voor de schoolgaande jeugd. Eerlijk is eerlijk, het is een hele verbetering. In plaats van het nasale geneuzel van passerende oude zielen, frisse jonge stemmen.

En de onderwerpen verschillen nogal. Natuurlijk kijken de jonge meisjes en jongens wel naar de omgeving. Ze nemen het evenwel voor kennisgeving aan. Zo boeiend is het raaigras niet. Nee, zij hebben zoveel om over te praten. Vol verwondering over de mensenwereld om hen heen en op school.

Dat is een heel verschil met het soort opmerkingen, dat er weer een mooie kuilbult ligt bij de boer verderop. Of dat het hier nu met mooi weer wel mooi wonen is, maar wacht maar tot het herfst wordt. Of dat het kennelijk mogelijk is hier met auto’s te komen, getuige het feit dat er bij de meeste huizen auto’s staan.

Het zal de jongeren die nu naar de nieuwe frisse wereld van de school fietsen worst zijn. Ze keuvelen heel wat af. Daar niet van. Maar niet op die nasale wat zeurderige toon waar de oudere Friezen bekend om staan. Het zijn die frisse stemmen die een mens vrolijk maken.

Nog niet bedorven door de omgeving en zich absoluut geen zorgen makend om de wereld en wat er niet allemaal passeert. Je kunt je niet voorstellen dat er uit die jonge meisjesmonden opmerkingen komen, als eentje die ik onlangs voorbij zag komen op Facebook : Zwarte Piet is zwart, een smurf is blauw, wie dat niet snapt, hoort hier niet.

Daar houden de jonge hoofdjes zich helemaal niet mee bezig. Evenmin met een cameraman die inzoomt op hun korte broekjes en de regie van het NOS-journaal die dat laat passeren. Oh, lieve onschuld, daar krijgt je toch geen zondige gedachten bij. Alleen maar hoopvolle. Je zou de onschuldige vrolijkheid bijna overnemen.

Zouden die meisjes over dertig, veertig jaar ook zo zeurderig voorbij fietsen en niets meer te vertellen hebben, dan het luidkeels verkondigen van wat de ander ook wel ziet? De realiteit gebiedt hier enige zorg over te hebben. Aan de andere kant weet je ook wel dat deze meisjes op weg zijn naar het voortgezet onderwijs.

Als ze wat in hun mars hebben, zullen ze over een jaar of zes richting universiteit gaan. Weg van de benepenheid van het platteland. En geen haar op hun hoofd die erover zal denken om weer terug te keren. Alleen de langzaam tot zeurpieten verzurende minder begaafden blijven achter.


Zover gaan je gedachten op een warme augustuszomermiddag. Was het altijd maar zomer, dan zouden zelfs de domsten niet vervallen tot zure nassaal neuzelende latent ontevredenen. Laten we in plaats van praten over rokjesdag, de warme dagen bij het begin van het schooljaar uitroepen tot de dagen van frisse geesten.

zondag 9 augustus 2015

De treurige werkelijkheid van Geert Mak



Die Geert Mak toch. Geliefd in Friesland was hij vanwege zijn boek ‘Hoe God verdween uit Friesland’. Maar nu heeft hij het verkorven bij de Friezen. Komt ie terug na zo’n tien jaar en schetst ie een inktzwart beeld van de provincie. Hoe durft ie. Daar zijn Friezen niet van gediend.

Een oude mopperkont over de vooruitgang, zo valt het beste te omschrijven hoe de provincie reageert op Maks kritiek. Herkenbaar, dat wel. Zo heeft Friesland altijd gereageerd op kritiek. ‘It moaiste lân fan d’ierde’ toch. Dat was zo, is zo en zal altijd zo blijven. Verder sluit de provincie de ogen liever voor wat hier niet mee strookt.

Of Friesland het mooiste land van de aarde is, daar valt wel wat op af te dwingen. Historisch, maar ook in de tegenwoordige tijd. Mak kwam, reisde door de provincie en zag wat er mis was. Immense bijna kunstgrasachtig Engels raaigras weilanden, rommelige industriële hokken rondom mooie oude boerderijen.

Hoezo, rust en ruimte, waar de provincie alom wordt doorsneden door prestigieuze snelwegen naar het niets. Waar aquaducten pleziervaart nog sneller door de lelijke delen van de provincie laten varen. Op weg naar wat er nog over is van de schoonheid van het aloude cultuurlandschap in door Natura 2000 beschermde regio’s.

Al wat niet beschermd is, is sluipenderwijs omgetoverd in een groene woestijn. Een landbouwprovincie die te laat heeft ontdekt, dat landbouw - lees de melkveehouderij in dit landsdeel – niet bepaald het middel is om een stedelijke samenleving een levendig buitengebied te bieden.

Wie hier vaker de vinger op de zere plek heeft gelegd, herkent onmiddellijk de kritiek die over Maks observaties wordt uitgestort. Alsof het vroeger allemaal beter was. Zo ongeveer. Terwijl Mak wel degelijk oog heeft voor de goede kanten van de vooruitgang, maar met weemoed ziet hoe daarbij veel moois nodeloos verwoest wordt.

Er was nog iets voor te zeggen geweest, als een winstgevende melkveehouderij met zorg gekozen had voor een weldoordachte sprong voorwaarts. Met oog voor diversiteit in het landschap, voor de weidevogels. Helaas is de melkveehouderij amper rendabel te maken. Ja alleen met diepteontwatering, egalisering van het weidelandschap tot een saaie groene vlakte waar immense machines in enkele uurtje vele hectares kunnen maaien en het gras binnen 24 uur op een kuilbult weten te storten.

De afschaffing van het melkquotum, door boeren met gejuich begroet, blijkt een valkuil. Wie had gedacht dat de melkproductie met enkele procenten zou stijgen, kwam bedrogen uit. Want die afschaffing kwam zo’n beetje op hetzelfde moment dat de aloude ligboxstallen aan het einde van hun levensduur waren. En in plaats van weldoordachte, toekomstbestendige nieuwbouw, koos de boerenstand voor grotere, lelijker en rommeliger gebouwen. Provinciale pogingen er nog iets moois van te maken, stuiten op onwil van de ‘ondernemers’.

De productie schoot omhoog en dat is op een fragiele wereldmarkt, waarvoor de Friese boeren zo graag produceren, suïcidaal. Niet alleen de Russische sancties gooiden roet in het eten. Ook de minder dan gehoopte Chinese melkliefde en de stijgende productie elders gooiden roet in het eten. De melkprijs is binnen een jaar met meer dan een kwart gedaald en het toch al magere rendement dreigt onder de nul uit te komen.

Het zal alleen maar leiden tot meer van hetzelfde. Minder boeren, nog grotere boerderijen, de laatste restjes mooi cultuurlandschap opgeruimd. En dat alleen maar omdat Friesland zo houdt van zijn boeren en de ogen sluit voor de lelijke werkelijkheid. De beperking van de groei via mestbeleid komt te laat om nog iets te redden.

Het is voorbij. Al veel langer is de rust en ruimte waar de provincie zo prat op gaat een illusie. De enige stilte is die in het weiland waar de laatste grutto het nog voor de culturele hoofdstad in 2018 voor gezien zal houden. Alles door verkeerd begrepen vooruitgang en ouderwets agri-politiek denken. Zulks stemt treurig.


dinsdag 4 augustus 2015

Niet het scherm maar het geld heeft gewonnen



De literatuur is niet dood, de lezer sterft uit. Kort samengevat is dit wat de Amerikaanse schrijver Philip Roth zei in een fragment dat Peter Buwalda had uitgekozen voor Zomergasten. Roth wijt dit uitsterven aan de overwinning van het scherm, van bioscoop, naar televisie, naar computer en nu de definitieve overwinning van de smartphone. Het klinkt plausibel. Wie komt er nog mensen tegen die nog geregeld een roman ter hand nemen?

Een boek lezen, en dan niet vakliteratuur, vraagt tijd. Tijd die je amper een investering kunt noemen nu alles wordt afgemeten aan rendement. Lezen betekent je terug trekken uit het economisch leven. Onbereikbaar zijn voor de omgeving en wie is dat nog gegund, behalve in deeltijd werkenden en mensen buiten het arbeidsproces?

Zo maar een gesprek dat je kunt opvangen op een zondagmiddag. Vrouw met gezin van drie kinderen, waarvan een zwaar invalide en een veeleisende baan in gesprek met broer, vertelt een nieuwe studie te overwegen. Om haar marktwaarde te verhogen, want nu ze de veertig is gepasseerd komt die onder druk.

Je schrikt even. Ze is op haar top, goede baan, gewaardeerd, goed salaris. Waar moet ze de tijd vandaan halen? Korte nachten, vakanties waarin de telefoon echt uit moet, want anders eist het werk zijn tijd. De laptop altijd mee. En dan een zware studie aangaan. Tja, ze is er zelf helemaal niet zo verbaasd over. Haar broer ook niet.


Tijd om een boek te lezen, een boek dat haar ‘marktwaarde’ niet verhoogt, het lijkt bijna onmogelijk. Zij is geen uitzondering. In de journalistiek zie je hetzelfde proces. Toen ik begon was het een aanbeveling een zekere eruditie op te bouwen. Al was het alleen maar om een beter en sneller begrip te hebben van de onderwerpen waarover je schreef.

Gaandeweg veranderde dit in het volgen van cursussen. En wie cursussen moet volgen heeft geen tijd meer voor lezen. Langzaam verdween eruditie als aanbeveling uit het ‘marktwaarde’-pakket. Een cursus in digitaal publiceren levert meer op. En voor wie hogerop wil, natuurlijk het onvermijdelijke management.

Wat ooit als een leven lang ‘leren’ een soort van ideaalbeeld was voor mensen die zichzelf wilden ontwikkelen, is verworden tot investeren in marktwaarde. Niet alleen meer in beroepen voor hoog opgeleiden. Het is een generaal verschijnsel, aangemoedigd door overheid, vakbonden en werkgevers. Wie niet meedoet valt af bij de volgende reorganisatie.

Hoezo het scherm als vervanging van het lezen? Televisie hebben deze jonge werknemers amper meer tijd voor. Er is ook nog het gezin. Een gezin waarin als het goed is lezen nog wel wordt gestimuleerd met voorlezen, want dat schrijven de handleidingen voor een goede opvoeding voor. Misschien niet om de kinderen voor te bereiden op een leven waarin meer is dan werken, maar om een taalvoorsprong te behalen en zo de ‘marktwaarde’  te verhogen. En dit in een gezin, waarin de ouders amper meer tijd hebben om een goed boek te lezen.

Het is niet het scherm dat gewonnen heeft, maar de economisering van het leven. Alles moet wijken voor de ‘marktwaarde’ en wie niet meedoet, wordt gemarginaliseerd. In gezelschap praten over iets anders dan je werk, is bijkans onmogelijk. Saai, want je behoort te netwerken.

Wie door de ‘economisering’, zoals Groenlinkser Jesse Klaver dit noemt, op een zijspoor wordt gezet, merkt al snel dat zijn of haar marktwaarde razendsnel daalt. Zeker, hij of zij draagt een schat aan ervaring mee. Kan dingen die iemand die midden in het beroepsproces zit, allang niet meer kan. Maar het heeft geen ‘markwaarde.’


Nee Philip Roth, het is niet het scherm dat heeft gewonnen. Het is het uitdrukken van alles in geld. Waar tijd alleen maar iets is met een euro-teken ervoor. En wie daarin een roman leest is een lui stelend wezen. En toch is er een beetje hoop, als ik jongeren de spot zie drijven met het immer werken. En erin de politiek langzaam stemmen opgaan tegen de doorgeschoten ‘marktwaarde’ maatschappij. Helaas is vooralsnog de meerderheid daar niet van gecharmeerd, of van doordrongen natuurlijk. Dat kan ons nog duur komen te staan.