zondag 10 juli 2022

Hoe bruin zijn boeren?





Boeren worden opgejut door extreemrechts en komen zo in het bruine kamp terecht. Dit kunnen we deze dagen van veel kanten horen. Maar klopt het ook. Zijn boeren zulke authentieke onschuldige wezens, in tegenstelling tot de verdorven stedeling? 

 

Als jongetje van amper zes bracht ik bijna al mijn vakanties door op de boerderij van mijn grootmoeder en haar twee broers. Het waren paradijselijke jaren, bij boeren die alles nog met paarden deden, in weilanden die nog doorsneden werden door greppels en zeker in de lente rijk aan kruiden.

 

Wist ik veel, als ik de gesprekken hoorde van de drie. Natuurlijk, ik hoorde later wel eens opmerkingen, die mij verbaasden. Zoals over de Holocaust: ,,Nou ja, die ´lapkepoepen´ waren ook niet zulke besten´´.  Maar, als jochie snap je het ook niet allemaal.

 

Later, zo gaan die dingen, kreeg je andere belangstelling. En de bezoeken aan de boerderij werden zeldzamer. Met het ouder worden werden ook de donkere kanten zichtbaar. Natuurlijk, het was ook een merkwaardig stel, twee ongetrouwde ooms en een ongehuwde moeder, mijn oma. In het nabijgelegen dorp hoorden we wel eens nare opmerkingen.

 

Maar ach, als er ´s avonds vanuit het benepen kamertje aan de voorkant van de boerderij naar buiten werd gekeken, was het commentaar ook niet van de lucht. En niet altijd even ruindenkend. Een andere kerk, een nieuwe trekker, een ander uiterlijk, het was al snel aanleiding tot veroordeling.

 

Tot ik ging samenwonen met mijn lief en haar kinderen. Ja, haar dochter was donker. Dat was een probleem voor de drie. ,,Dan is ze dus met een neger naar bed geweest´´, waarmee ze werd af geserveerd en ik kwam niet meer terug. 

 

Tot vele jaren later. De oudste oom en mijn oma waren al overleden. De jongere oom, inmiddels bijna 100, woonde inmiddels in het dorp en bleek weinig meer op te hebben met het boerenbestaan. Met zijn octaaf te hoge stem en voorkeur voor huishoudelijk werk en nette kleren, paste hij er niet zo in. 

 

Maar het gedachtegoed was nog immer wat we nu puur racisme zouden noemen. Dat hij een voor iedereen zichtbare een waarschijnlijk niet praktiserende homo was, had hem niet ruimdenkender gemaakt, de vele reisjes met mannelijke dorpsgenoten evenmin. Over hypocrisie gesproken.

 

Het zette mij aan het denken over de oudere oom. Iedere vrijdag reisde hij af naar de veemarkt in Sneek. Als jochie wilde ik natuurlijk graag mee. Immers, wij mochten overal mee. Als de merrie naar de hengst moest, gingen we mee. Als de stier aan het werk moest, mochten wij toekijken. Maar mee naar de veemarkt, nee. Dat die veemarkt omringd werd door bordelen, drong pas later tot mij door.

 

Vele jaren later werd ik landbouwredacteur, een beetje vreemde eend tussen de boerenzonen en -dochters. Het werkterrein kwam mij bekend voor. De LTO-vergaderingen hadden nog iets van kerkdiensten. Een boerenleider legde uit wat de heren in Brussel of Den Haag hadden bedacht en hoe boeren daarmee moesten omgaan en daarna was het tijd voor gemoedelijke gekeuvel. 


Bekend terrein voor mij, ook de misogynie, het afzetten tegen de ambtenaren, de stedeling en alles wat niet des boers is, ach, nieuw was het niet. Evenals de verheerlijking van het sterke lichaam - zie mijn handen eens, die van jou hebben nooit gewerkt -, de agressie tegen ambtenaren.

 

Het is een parallelle wereld waarin veel van de die boeren leven. Opgegroeid op de boerderij, naar school in het agrarisch onderwijs en in de huiskamer weinig anders dan de vaktijdschriften. Op het erf alleen collega´s en verkopers van veevoer en dergelijke. Natuurlijk, verstandige boeren sturen hun kroost de wereld in en laten hen algemeen onderwijs volgen, dat een open toekomst mogelijk maakt. Maar ja, die anderen van het type  ,, onze Jan die niet zo goed kan leren, moet maar op de boerderij´´, zijn nadrukkelijk aanwezig.

 

Toen ik voorzichtig in commentaren de boeren een spiegel begon voor te houden, onder andere over de onhoudbaarheid van hun intensieve werkwijze was de boosheid niet van de lucht. Zeker na kritische opmerkingen over de raaigraswoestijnen. De krant die altijd aan hun kant had gestaan, was nu plots tegen hen, was het denken. En dreigende taal werd soms geuit.

 

Sinds die tijd is er veel veranderd. Maar eerlijk is eerlijk in de opmerkingen van de boze boeren hoor ik de weerklank van vroeger tijden. En waar mijn oma nog de krant las, hebben de boze boeren die allang de deur uitgedaan, net als alles wat niet in hun straatje past.

 

Ze zijn geradicaliseerd, zegt men. Tja, ze hebben de macht van de trekker ontdekt en er blijken politici met een luisterend oor, zonder kritische opmerkingen te zijn. Maar opgehitst, ik vraag het mij af. Mijn racistische ooms werden toen niet gecorrigeerd, hun benepenheid was gemeengoed in de omgeving. De botheid, de verheerlijking van het platteland, de afkeer van het intellect, het is niet nieuw.

 

In die parallelle wereld heerst een gedachtegoed, dat bedenkelijk bruin is. Althans, niet gecorrigeerd door de buitenwereld, verschilt het weinig van de taal van bruin rechtse politici. Als de politiek er niet in slaagt die vicieuze cirkel te doorbeken, staat ons nog wat te wachten. Er is bedenkelijk veel steun voor de opvattingen van de trekkerboeren. Te veel.