dinsdag 25 november 2014

Het ongelijk van Jan Tromp



Journalist Jan Tromp is boos. Hij moet met 65 met pensioen bij de Volkskrant en dat vindt hij maar niets. Waarom stoppen met iets waaraan je verslingerd bent. Dat moet je toch tot aan je dood kunnen doen. Ja, daar zit wat in. Het heeft inderdaad iets dwingends die pensioenleeftijd, al kan Jan nog met 65. En toch wringt er iets in zijn betoog. Hoe begrijpelijk het ook is.

Tromp is een van die gelukkige journalisten die het geluk heeft gehad zijn loopbaan lang zijn gang te kunnen gaan en die dingen te doen die hem bezielden. Dan is het zuur als je nog lang niet uitgeschreven bent en je vanwege je leeftijd niet meer mag. Dat hij een witte raaf is, vergeet hij wel.

Naast hem werkt een hele horde van journalisten die wellicht iets minder begaafd dan wel wat minder geluk, niet hebben kunnen doen wat ze het liefste zouden willen. Zeker sinds vanaf de jaren negentig op geld beluste nieuwe bazen de vrijheid van journalisten aan banden legden. Zeker in de regionale media is dit fenomeen al te bekend.

Er zijn nu eenmaal golden boys en waterdragers, ook in de journalistiek. Daar is niets verkeerds aan. In mijn loopbaan – overigens een waarin ook lange tijd sprake was van grote vrijheid – waren er slechts enkelen die protesteerden tegen het gedwongen pensioen. Vooral hoofdredacteuren eigenlijk. Die wilden tot in lengte van jaren doorgaan met schrijven hoofdartikelen. Hoewel er ook een was die heerlijk Russisch ging studeren.

Voor het overige maakte ik eigenlijk alleen maar veel collega’s mee, die met enthousiasme een mooie loopbaan voltooiden, maar hierna met evenveel enthousiasme bleven schrijven. Alleen niet meer in het vaste stramien van de loondienst. Of ze gingen iets heel anders doen. Ik herinner mij een van die vrije vogels, die zo lang ik heb meegemaakt gedreven zijn specialisme uitoefende, zonder daarin te worden gestoord door ijverige baasjes.

Gedwongen om met 60-ste met de vut te gaan, kwam hij nog een keer op de krant met de mededeling dat hij tien jaar eerder had moeten stoppen. Voor het overige was er slechts een enkeling, die met lood in de schoenen poogde onder het gedwongen einde van zijn werkzaam leven uit te komen. Veelal lukte dit ook. Alleen dan niet meer in volledige dienst, maar als een soort freelancer.

Nu de regionale kranten helemaal in de greep van de banken zijn veelal door falend management, zien honderden journalisten hun loopbaan ook gedwongen beëindigd. Opmerkelijk is dat veel oudere collega’s aanbieden om eerder te vertrekken om jongeren te ontzien. Veelal omdat ze met lede ogen moeten aanzien, dat hun vrije werkwijze aan het verdwijnen is. Dit gaat soms met financiële offers gepaard, nu er geen riante vut-regeling meer is.

Kortom de drang die Tromp voelt kent ook andere kanten. Eerlijk gezegd is het een beetje verwend gedrag. Wat let hem om door te schrijven? Ongetwijfeld valt er wel een regeling te treffen om nog een bijdrage aan zijn krant te leveren. Tja, niet meer in vaste loondienst. So what? Dit is voor veel jongeren allang niet meer weggelegd en die moeten sappelend door het leven, terwijl Tromp financieel onafhankelijk alles kan doen wat hij wil.

Mocht er plots geen behoefte meer bestaan aan zijn werk, dan is dit zuur. Maar het zou ook tot enige zelfreflectie moeten leiden. Wellicht was het afgeleverde werk van de laatste jaren niet meer zo geniaal, dat het niet te vervangen is. Het heeft ook iets sneus, die gedachte dat er naast het werk dat je een leven lang hebt gedaan niets nuttigs meer zou bestaan.


Gedwongen pensioen is wellicht niet meer helemaal van deze tijd en het verbod op publiceren in de vut was een dwaling, maar tel uw zegeningen. Geen ouderwetse loondienst meer, financiële onafhankelijkheid. Geld is gemunte vrijheid, schreef J.C. Bloem al. Geniet er schrijvend van. Over onderwerpen waaraan je verslingerd bent. In deze tijd met zoveel podia kan dat.

maandag 24 november 2014

Jan Arends weer terug


Daar is ie dan weer, Jan Arends. Terug gehaald uit een bijna vergetelheid. Plots staan er weer hele stukken over de verloren poëet in kranten en wordt er op televisie over hem gepraat. Nu al weer veertig jaar geleden uit een zolderraampje in Amsterdam gesprongen. Zulks brengt oude herinneringen boven, want voor alles is Jan Arend een dichter voor jonge mensen, die onzeker aan het begin van het leven staan.

Dan ben je het meest vatbaar voor de noodlotsdichterij van Arends. Nu was ik wat laat met die bewondering voor de dichter/schrijver. In het gezelschap van vrienden die ook nog niet zo zeker wisten wat de toekomst zou brengen. Het waren tenslotte de beginjaren tachtig. Het was crisis en als je nog geen baan had, was het allerminst zeker dat dit op korte termijn het geval zou zijn.

Nog geen vaste relatie, kortom een hoogst onzekere periode. En dan slaat zo’n zwartgallige dichter wel aan. Zeker na het genot van de nodige spiritualiën, of liever nog de ochtend erna, was je helemaal in de stemming voor de aller-donkerste gedachten. Een beetje Tom Waits er bij aan en elkaar de put in praten met treurige citaten van Jan Arends, afgewisseld met lezen van Malcolm Lowry.

Het is ook geen schrijver van een bepaalde tijdsspanne. Nee, het gedachtegoed is aantrekkelijk voor onzekere en sombere jongeren van alle tijden. Dat maakt de adoratie die je nu ziet bij redelijk succesvolle types als Arie Boomstra een beetje verdacht. Hoe mooi ze er ook over kunnen vertellen. Het wringt een beetje. Het past niet.

Natuurlijk droomde je er in die jaren van ook zulke prachtige kale en sombere gedichten te schrijven. Dit zat er helaas niet in. Schrijven lukte nog wel, maar zo kaal, nee dat wilde niet. De eerste schreden op het pad van de journalistiek werden gezet bij het inmiddels ter ziele gegane Friestalige weekblad Frysk en Frij met de alleraardigste hoofdredacteur Henk de Boer, die de opdracht verstrekte overal over te schrijven, als het maar in het Fries was.

Dus durfde je het wel aan Jan Arends het onderwerp van een artikel te maken en was hij niet reclameschrijver geweest in Leeuwarden? De stoute schoenen aangetrokken en aangeklopt bij het betreffende reclamebureau. Na enige aarzeling wist de baas nog wel iemand te vinden, die Arends had meegemaakt. Nu is een reclamebureau doorgaans ook een verzameling optimistische en doorgaans vrolijke types, dus daar viel Arends nogal uit de toon.

De betreffende man wist te vertellen, dat de dichter een eigen kamertje had. Zijn collega’s vonden de dichter nogal stinken en verkeerden liever niet in dezelfde ruimte. ,,Het was een eenzame trieste man, die niet goed op zich zelf kon passen’’, herinnerde hij zich. En dat beeld past wel bij alles wat er over Arends was geschreven. Hij dook in een lade en daar kwam een van zijn schatten, die hij trots toonde: Een prachtfoto van Jan Arends in zijn eenzame kamertje in zijn bekende pose.

Het kostte enige overredingskracht van mijn kant de foto mee te krijgen als illustratie bij het artikel. Het kostbare kleinood werd in een harde envelop gestopt en trots toog ik terug naar de redactie. Het artikel was snel geschreven en de collega’s vonden het mooi. Het werd een mooie herinnering aan de begintijd, die iedere journalist wel met zich meedraagt. Als je in de boekenkast weer eens een boek van Jan Arends zag, kwam die herinnering weer even op.


Grappig genoeg stond in het notenapparaat bij de biografie die Nico Keuning schreef over Jan Arends, daar toch weer dat ene artikel in het Fries van mijn hand. Ergens komt er dan iets van trots bij je op. Niet dat je als een haas alle gedichten en schrijfsels van hem weer ter hand neemt. Die tijd heb je toch te ver achter je gelaten en het past niet meer zo bij je. Maar de trots blijft. Helaas kan ik de foto niet meer terug vinden en ook het betreffende artikel niet meer. Daarvoor moet ik weer in de archieven sneupen en zo groot is de ijdelheid nu ook weer niet. Het feit dat je vermeld staat in een biografie is voldoende voor mijn ego.

donderdag 20 november 2014

Een paar kogels meer



Soms kruipt een glimlach om je mondhoeken als je de krant leest. We maken ons weer eens heerlijk druk over iets wat lang geleden is. De Molukse treinkaping bij De Punt in 1977 en vooral het einde ervan. Hebben die mariniers nu geëxecuteerd of was het allemaal nodig? 

Eerlijk gezegd heb ik dat toen destijds ook wel gedacht, dat wil zeggen met zo’n kogelregen is het niet echt de bedoeling de kapers levend uit de trein te halen. Het was zo’n heel vroege ochtend – ik woonde in de wijk Huizum – dat we een enorm geraas hoorden. Ja, toen had de Nederlandse luchtmacht nog Starfighters en als die richting Drenthe gingen, dan hoorde je dat in heel Leeuwarden.

Het eerste wat ik toen dacht was: die gaan richting De Punt. Dus toen we later op de dag later hoorden wat er was gebeurd was de verrassing niet zo groot. Voor die kapers wel natuurlijk. Van die herriebakken vlak over de trein, dan zit je wel even verdwaasd in je coupeetje, laat staan dat je onmiddellijk klaar staat met je uzi om je te verdedigen. Je zou denken een paar schoten om de deuren open te krijgen en klaar is kees. Toen hoorden we overigens ook al dat het niet een paar kogels waren. Kon ook niet als je de foto’s de van die trein zag. 

Natuurlijk hebben die mariniers zich eens heerlijk uitgeleefd en ze wisten in welke coupé de kapers bij elkaar zaten. Altijd maar droog oefenen en nooit eens in het echt gaat ook vervelen tenslotte. Maar goed het waren andere tijden en Nederland was nog gezagsgetrouw. Als de regering later vertelde dat alles volgens de regels was gebeurd, dan geloofden we dat. Jammer van de gesneefde gegijzelde, maar over die dode kapers maakten we ons niet zo druk. Voor toenmalige begrippen was hun actie tenslotte nogal wreed en over de achtergronden maakten we ons niet zo druk.

Toen bekend werd dat er nu toch nog eens een onderzoek zou komen om te kijken of alles wel volgens de regels gegaan was, dacht ik eerlijk gezegd niet dat er een soort boetedoening zou komen. Zo van, ja we hadden het wel wat slimmer kunnen doen zonder veel doden en ja, die mariniers knalden er vrolijk op los, ook als de kapers al weerloos waren. Wie dat had gedroomd kent dit soort onderzoeken niet.

Geen boetedoening dus. Keurig opgelost toen die kaping en die vrouwelijke kaper die zichtbaar gewond en weerloos was afgeknald, tja we moeten nu niet van daders slachtoffers maken. Die mariniers zijn onze helden – hebben er vast een lintje voor gekregen – en daar gaan we niet een boos vingertje over opsteken. Het is al erg genoeg dat er met modder gegooid is naar onze jongens in ons Indië. Daar hebben ze als bejaarde nog behoorlijk last van.

Nee, dit was een schone actie en daarmee uit. Dat we daar in deze tijd anders over zouden denken is niet aan de orde. Dat een Karremans voor veel minder voor de rechter zou moeten verschijnen was toen onmogelijk geweest. En toch schuurt het een beetje. Ieder voelt op zijn klompen aan, dat hier sprake is geweest van standrechtelijke executies. En hoe je ook denkt over het kapen van treinen met onschuldige reizigers, in een rechtstaat heeft een ieder recht op een eerlijk proces. De doodstraf kennen we hier al heel lang niet meer. Bovendien was de berichtgeving over Molukkers toen ook niet geheel ongekleurd. Bepaald niet altijd politiek correct.

Wat dat betreft zijn de tijden wel iets veranderd. Zelfs over het IS-kalifaat krijgen we ook wel eens genuanceerde verhalen te lezen, al zorgen de strijders zelf voor het voorkomen van een al te positief beeld. Maar Molukkers onthoofden geen mensen. Ze voelden zich alleen verraden en dat was geen onterecht gevoel. Dat lazen we overigens pas na de beëindiging van de kaping. We moesten tenslotte samen verder en nieuwe acties moesten worden voorkomen.

Dus kwamen er programma’s om radicalisering te voorkomen en pamperden we de Molukkers wat. Het was een succes want na twee kapingen werd het stil en hoorden we amper meer iets. Dat nabestaanden nu wel eens willen weten hoe die kapers aan hun einde zijn gekomen, komt waarschijnlijk een beetje als een schok voor Nederland. We waren het eigenlijk al weer vergeten.


Maar goed, hoge verwachtingen van het onderzoek hoefden er niet te bestaan. En ook een vervolgonderzoek zal geen excuses of vergoedingen opleveren. Eigenlijk is dat niet goed. Voor het beeld van de rechtstaat zou het goed zijn toe te geven dat er wel degelijk iets fouts is gebeurd. Daar hoef je geen mariniers voor te vervolgen, maar excuses zouden waarschijnlijk veel goed maken. En een mogelijk smet op het blazoen van ons keurkorps is dan weggepoetst voor de strijd in Irak echt begint. Wat daar de zin ook van mag zijn.

woensdag 19 november 2014

Geldverspilling in tijden van bezuinigen


Hoe gek wil je het hebben? Nederland besteedt  600 miljoen euro aan het stimuleren van de arbeidsmarkt. En niemand kan vertellen of het enig effect heeft. Dat haal je de koekoek. Je hebt 635.000 werklozen. Trek je daar het aantal niet te vervullen vacatures wegens gebrek aan geschikte kandidaten en buitenlandse werknemers af, zal je nog altijd boven de 500.000 werklozen uitkomen. Daar is geen werk voor, daar helpt geen stimulans aan.

En wat gebeurt er met die 600 miljoen euro? Tja, stimuleringsmaatregelen om werklozen aan het werk te krijgen. Zo hoor je bij het UWV dat er 55 miljoen euro beschikbaar is voor netwerkcursussen. Tja, want bijna niemand krijgt meer een baan door gewoon te solliciteren. Het gaat allemaal met kruiwagens van netwerken. Vriendjes op de goede plek zullen we maar zeggen.

Het schijnt dus moeilijk te zijn om te netwerken. Waarom zou je anders een cursus organiseren? Met een beetje goede wil zou je kunnen zeggen dat iemand die met 55 jaar ontslagen wordt uit een baan waar hij dertig jaar heeft gewerkt, laten we zeggen op een kantoor, amper besef heeft van netwerken. Hoewel, je moet wel een grote onbenul zijn om niet door te hebben, dat het helpt als je vriendjes op de goede plek hebt.

Help je zo iemand met een cursus netwerken? Zit er een baangarantie aan vast? Nou nee, het enige voordeel is dat je leert hoe je in plaats van sollicitatiebrieven op de maandelijkse staat van verplichtingen ook netwerkgesprekken mag invullen. Maar als je nu een simpele kantoorbaan moet zoeken, waar vind je dan een netwerk waar je wat aan hebt? Tja, in ieder geval heeft de cursusleider werk. Maar dat had ie waarschijnlijk al.

Je moet het toch eens goed tot je laten doordringen. 600 miljoen uitgeven zonder te weten of het zin heeft. Duizend euro per werkloze. Als je nu de volstrekt kansloze 55-plussers nu eens blij zou maken met die 600 miljoen. Hoeveel zouden er zijn? Volgens het CBS 81.000 waarvan de meesten na een jaar nog niet aan het werk zijn, ondanks de netwerkcursus. De jongeren zullen me even tot de kanshebbers op een baan rekenen, ook zonder netwerken. De tussengroep komt bij een aantrekkende economie ook wel aan de slag.

Dan heb je dus 600 miljoen voor 81.000 55-plussers waarvan een groot deel enkele jaren terug in alle rust met de vut kon gaan en niet gemist werd. Heb je al bijna 7500 euro per werkloze ter beschikking. Tja daar kun je ook nog weinig mee. Je zou de uitkering met 60 euro per maand kunnen verhogen. Of een eenmalige uitkering van 7500 euro om tekorten aan te vullen.

Je hoort de verantwoordelijke politici al weer piepen. Ho, ho, dat gaat zo maar niet. Je moet er wel iets voor doen. Werken liefst. Vooruit, we geven het aan de moeilijkste groep tussen 55 en 60 die nog tussen de twaalf en zeven jaar vooruit moet. Dan kunnen die deels hun schulden aflossen, want die lopen ze ongetwijfeld op na verloop van tijd. En anders eens leuk met vakantie. En wie weet komt er als door een wonder plots werk voor die groep.

Nee, hoe je het ook wendt of keert, het schiet allemaal niet op. Ambtenaren moeten zich suf  denken om weer iets nuttigs te verwerkelijken om werklozen van de straat te houden. En dan wil vooral D66 ook nog zo graag dat we wat sneller de aow-leeftijd sneller verhogen, hetgeen pas over een jaar of vijf echt wat oplevert, als de mensen aan het werk blijven. Anders ben je het weer kwijt aan ww en bijstand. Alleen de FNV hoor je tegensputteren. In andere landen gaan ze er de straat voor op. Hier blijft het stil.

Hou dat geld maar in kas zou je zeggen en laat die oudere werklozen met rust. Voer tijdelijk een soort vut in. Help jongeren aan werk of hou thuiszorgers aan het werk. Als dan, je weet maar nooit, plots de werkgelegenheid weer razendsnel groeit en iedereen nodig is, schaf je die vut weer af. Als je nu maar ophoudt met het pesten van die oudere werklozen met verplicht solliciteren en andere protocollen. Het is toch maar symbolisch. En als je toch met geld wilt smijten, help de jongere werklozen, dat heeft misschien zin.





zaterdag 15 november 2014

Zou toch moeten kunnen


Om maar weer eens cliché te gebruiken, iedere keer als je denkt dat dit land niet verder kan zinken, blijkt dit een vergissing. Het kan nog erger. Nederlandse kamerleden met een Turkse achtergrond worden uit de PvdA gezet omdat ze opkomen voor hun lotgenoten. In Gouda wordt het kinderfeestje van Sinterklaas ontsierd door ruziënde volwassen voor- en tegenstanders van een zwarte piet.

Twitter explodeert zo’n beetje onder het gewicht van gillende verongelijkten. Andere sociale media dragen hun steentje bij. Voor een buitenstaander moet het een rare gewaarwording zijn dit allemaal gewaar te worden in een land dat doorgaat voor beschaafd. En als hij een beetje slim is maakt hij rechtsomkeert en vertrekt. Iets wat ook menig Nederlander stiekem overweegt.

Voor de Groene Amsterdammer is het een reden een heel nummer te wijden aan de geschiedenis van dit land van tevreden naar bang en boos. Interessant, daar niet van. Natuurlijk je kent die geschiedenis en het is belangwekkend het door portretten van hoofd- en bijrolspelers uiteen te zetten. Maar het verklaart de afgelopen week niet.

Het is wellicht leuk om even naar de zwijgers te kijken. Wijselijk zwijgen CDA en VVD over de ruzie binnen de PvdA. Binnen die partijen is het de gewoonste zaak van de wereld om de belangen van je specifieke achterban te behartigen. Agrariërs het boerenbelang, oud-militairen defensie en zakenlieden het belang van exporterend Nederland. Iedereen zijn eigen cliënten. Vandaar het begrip cliëntelisme.

Dat de PvdA er een probleem van maakt, zou de partij te prijzen zijn. Al valt het waarom wellicht een beetje tegen. Maar helaas kan die partij het nu net niet hebben om het middelpunt van weer een ruzie te zijn. Weer een partij waarvan je betwijfelt of je erop kunt stemmen, zoals zo’n beetje alle partijen in het parlement.

En zo lopen er miljoenen Nederlanders rond die politiek ontheemd zijn. Het zijn niet de boze en bange burgers waarvan de Groene gewag maakt. Eerder fatsoenlijke hoog dan wel laag opgeleide burgers, die hun democratische rechten en plichten serieus nemen. Eerlijk gezegd denk je wel eens dat dit nu de zwijgende meerderheid is geworden, een begrip dat in vroeger tijden voor minder aangename standpunten werd gebruikt.

Is heel Nederland bang en boos? Natuurlijk niet. Een beetje ongerust wel en twijfelend hoe ze hun bijdrage kunnen leveren aan een gezonder debatklimaat, waarin de ratio weer een rol van belang kan spelen. Straks stemmen op de uitgezette PvdA-kamerleden die een eigen partij overwegen? Sommige allochtonen zullen het overwegen, al is het begrip allochtoon nog al diffuus.

Ergens hoop je op de opkomst van een partij, zoals Podemos in Spanje. Voortgekomen uit de protestbeweging Occupy en herhaaldelijk ondervraagd op de politieke achtergrond na lang beraad toch een politieke beweging geworden als tegenwicht tegen de vermolmde politieke structuur van het land. En nu al peilinggewijs gelijk op met twee grootste partijen van het land.

Zou zulks hier niet mogelijk zijn, vraag je je af. Geen redelijk alternatief met grootse hervormingsplannen, maar een fatsoenlijke beweging met oog voor de echte problemen van deze tijd zoals milieu, klimaatverandering en aangetaste democratie. Als de PvdD niet zo bleef hangen in het vooral behartigen van dierenbelangen, zou het een goede kandidaat zijn. Maar met een bestaande partij red je het niet.

Een soort Podemos op Nederlandse schaal. Een beetje links van het redelijk midden zonder al te ideologische beginselen. Maar wel met een goede analyse van de problemen die een gezonde toekomst in de weg staan. En al worstelend op zoek naar antwoorden. Als een PVV groot kan worden door in te spelen op onderbuikgevoelens, moet zo’n partij toch heel groot kunnen worden door een beroep te doen op verstand. En liefst geen gezond of boerenverstand. Leren we ook nog iets van zuidelijker landen. Of is Nederland al te ver afgezakt in de zelf gecreëerde chaos?



donderdag 13 november 2014

De teloorgang van het oude



De PvdA moet de straat weer op, zo heeft het orakel Hans Spekman bedacht. Iedere partijfunctionaris moet een deel van zijn tijd buiten de vergaderkamers doorbrengen. De straat op. Zo moet de noodlijdende partij er weer bovenop komen. Het is een treurig voornemen en gedoemd tot mislukken. Afgekeken van andere instituten, zoals kranten die vergeten zijn waar ze voor zijn opgericht en nu daarvoor de prijs moeten betalen.

De sociaal-democratie heeft het moeilijk in Europa. Ooit de verheffer van de arbeidersklasse is ze meegegroeid met die arbeidersklasse in de naoorlogse wederopbouw. Die klasse groeide langzaam door naar de middenklasse vergetend dat er ook nog mensen waren die het niet konden bijhouden. De PvdA wierp zo nu en dan wel  een blik op de achterblijvers en met het hart op de goede plaats, zorgden ze er wel voor zo nu en dan de scherpe kantjes van de liberaal economische groei af te slijpen.

Zoals overal werd het een van de grote partijen met de daaraan gekoppelde regeringsverantwoordelijkheid. En door de constante groei werd het een banenmachine waarin mensen zich aangenaam verzekerd voelden van hun positie. Nog altijd met een achterban die het hart links droeg. Maar tijden veranderden en de achterban kreeg andere verlangens dan verheffing.

Tot zover was er weinig aan de hand, ware het niet dat de leiding van de banenmachine meende dat ze mee moest in de wereldwijde opmars van het liberalisme na de val van de muur in 1989. Als de kiezers hun deel van de welvaart wilden en door de mislukking van de socialistische experimenten hun heil elders zochten moest de partij hierin meegaan. Dus schudde het de ideologische veren af.

Daarin waren ze niet alleen. Gedrukte kranten bijvoorbeeld kregen met hetzelfde probleem te maken. De landelijke kranten met een duidelijke signatuur konden met een beetje water bij de wijn nog wel een beetje meegaan in de maatschappelijke stroom. Al leden ze ook onder de opkomst van het gratis nieuws waaraan hun lezers zich meer en meer overgaven.

Regionale kranten zagen hun lezers iets later maar wel sneller verdwijnen. Ze waren op een breed publiek gericht. De gewone mensen dus. Veelal waren ze statutair een tikkie links van het midden. Journalisten waren er overtuigd dat ze een grotere taak hadden dan louter regionale nieuwtjes te brengen. Tot het begin van de jaren negentig was dit een succesvol uitgangspunt.

Helaas rukte de commerciële concurrentie op, die de lezers weglokte met gemakkelijk amusement zonder verheffingsidealen. En dat nieuws, ach dat kregen ze gratis via televisie en internet. Herkenbaar voor de PvdA? Zeker want beide verloren ze in steeds sneller tempo hun achterban en de banenmachine haperde.  Eerst wachtten beide af in de gedachte dat wie geschoren wordt stil moet zitten.

Dus een beetje meer amusement voor de kranten en een beetje meer midden voor de PvdA. Na 2000 ging het echt mis. Paniekerig bogen beleidsmedewerkers zich over de oorzaken en zochten hun heil bij consultanten en marktgedreven nieuwe bazen. Die voeren er wel bij en zadelden hun probleemgevallen op met bezinningsbijeenkomsten op de hei en toen dat niet hielp steeds gekkere opdrachten.

De lezers en kiezers doorzagen de hieruit voortkomende resultaten beter dan de lijdend voorwerpen zelf en liepen nog sneller weg. Inmiddels kregen alle kranten en ook publieke omroepen last van dit probleem. Zelfs het CDA verloor zijn achterban. Achterom kijkend werden pogingen ondernomen terug te keren op de schreden en de oude beginselen uit de mottenballen te halen. Het was te laat.

De valse profeten der consultancy dreven de slachtoffers van de nieuwe maatschappij steeds verder de hei op. Hebben kiezers afkeer van de elitaire volksvertegenwoordigers, dan maar wat volkser. Minder stropdassen en slobbertruien. De aanvankelijk succesvolle SP met duidelijke standpunten blijkt toch niet het beloofde alternatief. Kranten verliezen zich in almaar meer amusement onderwijl roepend dat ze meer duidend moesten worden en onthullender. Amusanter worden ze wel, duidender en onthullender amper.

Journalisten moeten vergeten dat ze een hogere taak hebben. Productie van leuke liefst regionale dan wel nationale stukken, dat is nu de opdracht. En om die te bedenken worden redacties omgetoverd tot vergaderende productiemachines en als dit zittend niet lukte dan maar staande. Dwarsliggers worden geloosd in reorganisaties. Niets lijkt meer te dwaas in deze paniek. En de winnaars – populisten en commercieel georiënteerde media -  kijken het grinnikend aan. Zonder ideologische uitgangspunten buigen ze vrolijk mee met de luimen van hun achterban en verliezen amper terrein. Ja, ze lijken er wel bij te varen.

Gemakkelijke oplossingen zijn er niet meer. De kranten hebben zich het benodigde geld voor echte veranderingen en louter overleven laten ontfutselen door handige jongens. En de sociaal-democratische partijen hebben hun durf verloren uit angst voor baanverlies en missen hiermee een antwoord op de problemen van deze tijd.

Natuurlijk ligt het niet aan de gekke adviezen van de consultants. Die sprongen alleen maar in het peilloos diepe gat der paniek. Misschien was het beter geweest in te zien dat alles in golven komt. Geld op zak houden en overleven. Andere verstandige bedrijven hebben het ook zo gedaan en krabbelen voorzichtig overeind. Ook deze neoliberale tijd nadert zijn einde met het ontberen van een antwoord op de groeiende milieuproblemen. De middenklasse brokkelt af onder het liberalistisch geweld.

Van onderop komen nieuwe initiatieven die gestaag aan kracht winnen. Grote partijen durven er nog niet aan en kranten zitten nog in de ontkenningsfase. Als straks de kruitdampen zijn opgetrokken, zal moeten blijken wie tijdig de bakens heeft verzet, een rechte rug heeft gehouden en kan overleven. De PvdA en de traditionele media lijken verloren. Wel door eigen schuld, maar ja, met het inzicht van nu….



dinsdag 11 november 2014

Een ongemakkelijk gevoel


Ben je een gevoelloos mens als je gisteren bij de herdenking van de MH17-slachtoffers weinig voelde? Het is een vraag die me vandaag bezig houdt bij het lezen van de kranten over de indrukwekkende herdenking. Je krijgt bijkans tranen in de ogen bij de geschriften van de columnisten, die zich uitgeput hebben om in hun mooiste proza deze gebeurtenis te omschrijven en te duiden.

Maar de dag zelf is geheel aan mij voorbij gegaan. Nu kijk ik doorgaans overdag ook geen televisie. Ik moest zelfs even nadenken over die halfstokvlaggen aan openbare gebouwen. Alleen ’s avonds werd het mij wat duidelijker en eerlijk gezegd vond ik het, tja hoe vond ik het? Het deed me weinig.

Het was meteen al mis toen ik van het neerschieten van het vliegtuig hoorde. Potdorie, dacht ik, hebben die gekken een passagiersvliegtuig uit de lucht geschoten. Het was een Maleisisch toestel en er zaten naar mate de dag vorderde 50, 70 en uiteindelijk 192 Nederlanders aan boord en zo ontvouwde zich een Nederlandse ramp. En het land verkeerde in schok, dat wil zeggen dat was het beeld dat de media schetsten. Iedereen kende immers wel iemand die omgekomen was.

Ik niet en bij mij thuis en in mijn familie ook niet. Raar is zo iets. Tot in het buitenland werd het beeld overeind gehouden: In het kleine Nederland kende iedereen wel iemand die getroffen was door de ramp. Op 16 miljoen inwoners kent iedereen immers wel iemand die kennis had aan of familie is van een van de slachtoffers. Statistisch gezien lijkt het me niet houdbaar, maar vooruit.

Naar wat ik heb gelezen was de herdenking een roerende plechtigheid met hoogwaardigheidsbekleders en natuurlijk nabestaanden. Met mooie klassieke muziek en natuurlijk ook Marco Borsato. Zo’n beetje wat je hoort bij de gemiddelde begrafenis/crematie-plechtigheid. Voor de nabestaanden schijnt het troostrijk te zijn om voor het oog van de hele natie het verdriet te delen. Het oplezen van de namen van de slachtoffers moet tranen te weeg hebben gebracht.

Ik geloof wel dat het troostrijk is met mensen die hetzelfde zware verdriet hebben bijeen te komen, maar of dit versterkt wordt door het cameraoog en de aanwezigheid van burgemeesters, ministers en koning, ik weet het niet. Of het applaus langs de weg waar de lijkauto’s met de stoffelijk overschotten passeerden troostend is, ik weet het niet. De media meldden dat het land voor even een eenheid was. Even waren we Zwarte Piet vergeten. De waardering voor de regering steeg in de peilingen.

Die eenheid hield niet lang stand. Het korte termijn geheugen van de mens is kennelijk aan slijtage onderhevig. Het gif van complottheorieën deed zijn werk. En de nabestaanden werden weer alleen gelaten in de verwerking van hun verdriet. Zoals dat voor alle nabestaanden geldt, die een geliefde plotsklaps verliezen aan ongevallen die in het grote geheel geen zin hebben. Voor de televisie zeiden die nabestaanden dat het massale medeleven hen steunde in de verwerking van het immense verdriet.

Zouden ze nu een hekel aan mij hebben, omdat ik niet heb meegeklapt langs de weg. Dat ik zo mijn gedachten had over de beweegredenen van al die mensen die daar in rijen stonden langs de snelweg. Arnon Grunberg bepleitte in een artikel in de New York Times het recht je verdriet alleen te verwerken. Het werd hem niet in dank afgenomen. Toch denk ik dat hij gelijk heeft.

Er moeten ook mensen zijn, die hun verdriet liever niet voor de hele natie ten toon willen spreiden. En die misschien ook wel een beetje argwaan hebben bij het massale leedbetoon. Maar goed, die mensen willen niet voor televisie. Dus denken we dat iedereen de nationale eenheid in het verdriet deelt.

Dat geeft een ongemakkelijk gevoel als je er een beetje buiten staat. Als ik plots een geliefde zou moeten missen, zo ben ik bang, zou ik me bezwaard voelen als er zovelen hun medeleven betonen en televisieprogramma na programma hetzelfde doen en deskundigen over de schuldvraag laat twisten. Laat me met rust, zou ik dan willen schreeuwen. Laat me alleen in mijn onpeilbaar verdriet.



zondag 9 november 2014

De val van veel meer






Je kunt er bijna niet omheen deze dagen. Berlijn 1989, de Val van de Muur, ja met hoofdletters. Persoonlijk denk ik er dan achteraan, en toen begon alle ellende waar we nog altijd middenin zitten, maar dit terzijde. Wat deed je toen de Muur viel? Ik trok me de haren uit mijn hoofd, moet ik nu bekennen. En dat was niet omdat ik die val zo erg vond.

Het waren de gouden jaren van de journalistiek. Nog voor het grootkapitaal er een verdienmodel in zag. Zo is het verklaarbaar dat ik rustig twee weken met een ploegje journalisten in oktober/november 1989 door Duitsland mocht reizen. Van het ene wetenschappelijk instituut naar het andere.

Ooit geweten dat er een deeltjesversneller onder Hamburg loopt? Ik had geen idee maar we bezochten DESY, de versneller van Hamburg. Wonder boven wonder bleek mijn Duits goed genoeg om alles te begrijpen, voor zover een leek de deeltjesfysica kan begrijpen. Zo dwarrelden we nog wat door het land van de buren rechts met genoeglijke en rijkelijk besproeide avonden.

De reis eindigde met een bezoek aan het Wissenschaftzentrum Berlin. Daaraan was een rondrit gekoppeld met Fokko Sijbrandij, toen een soort van woningbouwcorporatie woordvoerder en inderdaad hij kwam uit Wirdum. Sijbrandij bleek de ideale gids voor die dagen. Hij wist meer van Berlijn dan menig bewoner van de stad.

Natuurlijk kuierden we ook langs de Muur. Een onding in de ogen van Sijbrandij omdat het uitbreiding van het woningbestand van de stad in de weg stond. Maar ja, het ding stond er nu eenmaal en zou er – desgevraagd -  nog wel even blijven staan. De veranderende politieke situatie in de Sovjet Unie zou daar zeker geen oplossing voor bieden, dacht hij. En wij accepteerden dit op de 2-de november 1989.

Het was de laatste dag van ons bezoek en we waren een beetje beurs, dus werd er niet veel doorgevraagd. Liever lieten we ons vollopen in een Kneipe aan de Kurfürsterdam. Met een vliegtuig vanaf Tempelhof vertrokken we de volgende dag huiswaarts. Het hoofd gevuld met nog te schrijven verhalen.

Het valt vanuit die gebeurtenissen te begrijpen dat ik me op de dag dat de Muur viel de haren uit het hoofd trok. Er was op dat moment geen journalist van het toenmalige persbureau GPD van de regionale kranten in Berlijn. Was ik een weekje langer gebleven had ik mijn naam als correspondent voor eens en altijd kunnen vestigen.


Nee dus en daarna werd het alleen maar minder met de regionale journalistiek, dat wil zeggen met de mogelijkheden om de blik eens buiten de provincie- ja zelfs de landsgrenzen te verruimen. Stiekem denk je wel eens terug aan die dagen en de verandering die een weekje verschil had kunnen bewerkstelligen. Of bedenk ik dat nu maar en zou nu niemand het meer weten? Ik ben bang dat dit laatste het geval zou zijn. De GPD bestaat niet meer en correspondenten moeten schnabbelen om aan de kost te komen. Zoals ik al zei, toen is alle ellende begonnen.

vrijdag 7 november 2014

Waarom Piketty zo populair is en Stiglitz niet






Superster econoom Thomas Piketty en VS-econoom Joseph Stiglitz waren beiden in Nederland. De aandacht ervoor verschilt nogal. Waar ligt dat toch aan? Wellicht vanwege de onwelkome boodschap van Stiglitz en de op zich niet zo brisante theorie van Piketty. Je kunt het gemakkelijk eens zijn met Piketty zonder ook maar een komma in het beleid te veranderen. Dat kan met Stiglitz niet.

Natuurlijk er zijn interviews met Stiglitz in kranten en in het onvolprezen RTLZ. Hij mag een lezing houden en de zaal is vol. Ook hij heeft een – veel indringender – boek geschreven over ongelijkheid. Maar vergeleken bij de ontvangst van Piketty is het magertjes. Als een ware rockster werd deze ontvangen in de Tweede Kamer en iedereen mocht zijn zegje doen. Is het omdat hij wat fotogenieker is? Zo’n beetje van dezelfde leeftijd als Rutte c.s.

En die Stiglitz is een ongeschoren oude man, Amerikaan en niet Frans zoals Piketty. En toch, hun boodschap over groeiende ongelijkheid verschilt maar op weinig punten. Tja, Piketty suggereert een hogere belasting op grote vermogens en verlaging op die op arbeid. Behalve VVD’ers kan daar geen weldenkend mens tegen zijn.  Hij wijt de ongelijkheid dan ook vooral aan het kapitaal.

Stiglitz heeft een gevaarlijker boodschap: Ongelijkheid groeit ook door politiek beleid, beleid dat is ingegeven door het grote geld. Met andere woorden, er is ook sprake van ongelijkheid in de politiek. En daarbij komt nog dat Stiglitz ook zijn licht laat schijnen over de povere economische prestaties van Europa.

Al jaren veegt hij de vloer aan met het idiote Europese en in Nederland zo geliefde bezuinigingsbeleid. Volgens Stiglitz is dat de hoofdoorzaak van het achterblijven van Europa. Met de stagnatie van Japan de afgelopen decennia wil hij het niet eens vergelijken. Japan heeft nooit meer werkloosheid gekend dan 5 tot 6 procent en bovendien geen krimp maar heel lage groei.

Een niet afgemaakt project noemt hij Europa. Natuurlijk heeft de crisis roet in het eten gegooid, maar de echte ellende is voortgekomen uit beleid van politici. Maak het project af, een Europese bankenunie, eurobonds, kortom meer Europa. Met zo’n boodschap word je niet natuurlijk uitgenodigd in de Tweede Kamer. Daarmee mag je op bezoek bij de WRR – Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid – waarvan de adviezen voor dit kabinet doorgaans in de onderste lade verdwijnen.

Hoewel er een groeiend aantal economen in Nederland is, dat de boodschap van Stiglitz onderschrijft, is het onder politici verboden terrein. Behalve de SP en de PvdD is twijfel aan de noodzaak tot bezuinigen een doodzonde. Nee, we moeten hervormen. Er moet harder en langer worden gewerkt.


Dan is zo’n laatste boodschap van Stiglitz natuurlijk niet leuk. ,,Er is niets mis met de Europese werknemers, de productiviteit van de Fransen groeide voor de crisis explosief. Het zijn de politici die de crisis langer laten duren.’’ En dan hier maar roepen dat de Fransen lapzwansen zijn. Nee, dan kun je beter dwepen met Piketty, die amper een politieke boodschap heeft.

donderdag 6 november 2014

Leve de gated community



Ergens in een nog niet zo ver verleden leek het helemaal geen straf om na je 55-ste te verhuizen naar seniorenhuis om het maar eens mooi te zeggen. Familiegewijs kwam ik wel eens in zo’n serviceflat en eerlijk is eerlijk, het sprak aan. Een fraaie rode loper bij de entree, vriendelijke meisjes bij de receptie en alleraardigste beschaafde mensen liepen er rond.

Weg met de zorgen van het eigen huis. Geen gedoe meer met tuin, buiten verven, verwarming en een beetje onder gelijkgestemden. Je kunt je amper iets mooiers voorstellen. Toen hier met afschuw werd gesproken over de gated communities in de Verenigde Staten leek het me dat daar wel enige nuance op zijn plaats was.

Natuurlijk het is wel een beetje Amerikaans zo’n  community achter een hek. Maar in een vuurwapengek land als de VS kon ik me er wel iets bij voorstellen. Natuurlijk zou je de omgang met jongeren missen en de normale mix van mensen ook. Anderzijds is dat hek er alleen maar om onwelkome gasten buiten te sluiten. Net zoals de deuren van de favoriete serviceflat die in de avonduren op slot gaan.

Niets staat je in de weg als je de veiligheid even vaarwel wilt zeggen en je wilt begeven onder de niet zo beveiligde maatschappij. Nu is dat laatste natuurlijk helemaal niet zo’n punt. Die maatschappij is voor 50-plussers helemaal niet zo gevaarlijk. Daar hoef je de misdaadstatistieken maar even op na te kijken. Risico’s lopen vooral de jongeren rond de twintig. Met het vorderen der jaren wordt het al maar veiliger.

Nee, het is geen angst dat verlangen naar zo’n serviceflat, maar veeleer het idee van zorgeloosheid. Je kunt er rustig maanden op reis gaan zonder angst voor inbraken. Dat er ook activiteiten zijn voor de thuisblijvers, ach, het hoort erbij en je hoeft niet mee te doen. Je kunt er ongestoord door noodzakelijke bezigheden aan het eigen huis oneindig veel lezen in je eigen hoekje. Tegenwoordig is er ook net als overal internet. Raar dus dat de belangstelling voor dit soort woningen afneemt.

Het wordt ons ook een beetje aangepraat. We moeten zelfstandig blijven wonen. Zo lang mogelijk. Dat is leuker voor ouderen, zo houden beleidsmakers ons voor. Je blijft actiever en zo. Nu zijn er vast mensen die er niet aan moeten denken de dagen te moeten slijten tussen louter ouderen, maar dat dit voor iedereen geldt wil er bij mij niet in.

Toch blijven er appartementen leef staan in de favoriete serviceflat – het woord alleen al. Dus zijn er plannen de zaak maar plat te gooien en luxere flats te bouwen met grotere en minder appartementen. Tja, een kamertje meer is natuurlijk wel prettig. Alleen dat moet je ook weer schoon houden en dan krijg je ook weer familie te logeren. Daar had je toch speciale logeerkamers voor in die serviceflats.

Daarnaast bekruipt me de vrees dat die extra luxe en ruimte duur betaald moet worden. En dat maakt het weer minder aantrekkelijk natuurlijk. Zo zie je maar weer, iedere verandering is uiteindelijk een verslechtering. En toch wil die gedachte aan verhuizen naar een verzorgde flat maar niet wijken. Zeker waar ik al die kwieke ouderen door de gangen zie gaan, op weg naar hun in de benedengarages geparkeerde auto’s of gewoon even een wandeling door het gebouw om een praatje te maken dan wel even koffie te drinken in de aantrekkelijke koffiehoek met grote leestafel.


Ja, jaren geleden woonden er zelfs mensen die nog gewoon werkten. Dat komt vast weer terug als mensen straks tot hun zeventigste moeten werken. Let op mijn woorden, straks wil iedereen weer in zo’n flat. Stop met de afbraak en begin hier ook met gated communities. Het heeft toekomst.

woensdag 5 november 2014

Dwaalgeesten heersen



Hoe lang blijft dit land nog luisteren naar dwaalgeesten? Soms bekruipt je het angstige gevoel dat het droevig is gesteld met de geestesgesteldheid. Niet dat dit land het enige is, dat zich schuldig maakt aan deze kwaal, maar het valt hier zo op.

Soms zijn dingen zo klaar als een klontje alleen onaangenaam. Maar dan hoef je nog niet in de ontkenningsfase te schieten. Deze week verscheen er weer eens rapport van de klimaatclub IPCC en de boodschap was duidelijk. Er is echt sprak van een klimaatopwarming, die rampzalige gevolgen kan hebben. En die klimaatopwarming wordt voor 95 procent veroorzaakt door mensen. Daarover bestaat in wetenschappelijk kring weinig twijfel meer.

Dan moet je van goede huize komen, wil je zo’n boodschap naast je neer leggen of weerspreken. De meeste politici weten dat en zwijgen liever. Lieden met de misplaatste naam klimaatsceptici, want sceptici zijn het allerminst, blijven tegensputteren. Niet voor 100 procent bewezen, linkse praatjes, ach, je kunt het zo gek niet bedenken of het wordt opgevoerd.

Het zou niet erg zijn, als ze niet zoveel podium kregen in dit land. Alsof hoor en wederhoor ook zou betekenen dat je onzin gelijk moet stellen met goed onderbouwde stellingen. Als meer dan 90 procent van de wetenschappelijk klimaatonderzoekers het eens is, is het een beetje onzin de tegenstrevers – overigens helemaal niet zo anti als gesuggereerd – evenveel ruimte te geven. Is het daarom dat dwaalgeesten als Leon de Winter zoveel ruimte krijgen?

Binnen een week komen er ernstige waarschuwingen tegen de nog altijd overheersende maniakale neoliberale bezuinigingsdrift in Europa. Zo langzamerhand valt er weinig meer tegenin te brengen. Dus zwijgen de politici maar, of sputteren vaag tegen. Niet voor 100 procent bewezen, linkse praatjes, is in Nederland niet zo erg etc.

Piketty bezoekt Nederland en krijgt volop de ruimte zijn boodschap over te brengen. Ook hier dreigt een toenemende ongelijkheid. Zeker daar waar vermogens niet progressief worden belast en een eenvoudige spaardertje evenveel belasting betaalt als een miljardair, die ook nog een volop mogelijkheden heeft zijn vermogen elders onder te brengen, buiten het zicht van de belastingdienst.

De Tweede Kamer neemt het voor kennisgeving aan. Groen Links, de SP en de Partij voor de Dieren, willen er wel beleid aan verbinden maar worden overbluft door de rechtse meerderheid in de Kamer, die nog in het sprookje van de markt gelooft. De PvdA, ach de PvdA, die zwijgt en maakt zichzelf overbodig.

Het afgelopen weekeinde vergaderde D66 en de sfeer triomfantelijk. Voor deze partij heeft de financiële crisis niets veranderd. Nogal altijd heerst hier het marktdenken, maar dan met een modern verhullend jasje van verslechteringen, oh nee hervormingen. En verdomd als dit land er niet intrapt. De partij kan wel eens de grootste worden. Dat is de PVV nu, maar die heeft zich buiten de werkelijkheid en regeerbaarheid geplaatst. Dus gloreert kereltje Pechtold als volgende minister-president. Als er een god was, zou die het verhoeden. Maar nu moeten de kiezers het doen en die, ja, die ….





Foggy morning

The beauty of fog in the morning....




maandag 3 november 2014

Onder gelijken is niet zo vanzelfsprekend

Nederland is een gesegregeerd land. In plaats van de verzuiling op basis van levensovertuiging is er nu een onderscheid in opleiding en afkomst. Hoger opgeleiden zoeken elkaar op en hebben weinig weet van de ook onder elkaar levende lager opgeleiden. Allochtonen en autochtonen hebben evenmin contact, maar leven en trouwen onder elkaar. Tenminste in meerderheid.

Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft dat vorige week maar weer eens onder de aandacht gebracht. We leven vrolijk langs elkaar heen, zo is de conclusie. Nou ja, vrolijk is misschien niet het goede woord. We kijken wat vreemd naar elkaar. Hoger opgeleiden willen nog wel eens met minachting kennis nemen van de bezigheden van lager opgeleide landgenoten. Van wat de allochtonen bezig houdt hebben autochtonen eigenlijk geen idee.

Zorgelijk, zo was het commentaar op de SCP-cijfers. Is het zorgelijk? Tja, daar waar een meerderheid van de bevolking tot de lager opgeleiden wordt gerekend en de beleidsbepalers vooral uit de hoger opgeleide klassen komen, heb je een probleempje. Als die meerderheid zich niet meer vertegenwoordigd voelt en daarmee niet gehoord heb je in potentie een zorgelijke situatie.

Maar dat het naast elkaar leven zorgelijk zou zijn, dat is een statement die enige nuancering behoeft. Het lijkt niet iets van alleen deze tijd. In de tijd van de verzuiling was er wellicht wel gelijkgestemdheid binnen de zuilen, maar dit wil niet zeggen dat hoger en lager opgeleid zo gezellig met elkaar optrok. Men zat wellicht naast elkaar in de kerkbanken, hoewel dat vooral na de oorlog het geval was. Voordien zaten de notabelen ook op de beste plaatsen. Maar goed, nog wel in dezelfde ruimte.

Het was ook net als nu ook een inkomensdingetje. Geld is gemunte vrijheid waarmee je je plaats in de maatschappij betaalt. En het is nu eenmaal zo dat een hogere opleiding een betere kans op een goed inkomen biedt dan een lage. Zolang mensen evenwel allen een redelijk bestaan hebben, lijkt het ook weer niet zo’n groot probleem als ze wat langs elkaar heen leven.           

Ik moest eraan denken tijdens een bezoek aan mijn demente moeder in haar nieuwe verblijf. Haar hele leven heeft ze toch onder de gegoede middenklasse geleefd. Wellicht niet de rijken, maar qua opleidingsniveau en belangstelling min of meer gelijken. Zelfs in de serviceflat waar ze de afgelopen twaalf jaar leefde was sprake van een zekere homogene bevolking.

Het kostte ietsje meer, maar dan heb je ook wat, zullen we maar zeggen. Kom je evenwel in een hulpbehoevende situatie dan telt je afkomst en opleiding niet meer. Dan zit je ineens tussen mensen waar je voorheen slechts op afstand mee te maken had. Alweer de vraag of dat erg is. Mwah, leuk is toch anders. Ook dementie heeft zo zijn klassengevoeligheid. Waar in haar oude verblijf het gevoel onder gelijken te zijn de overhand had, is er nu sprake van een versterkte vervreemding.

Je trekt elkaar nu eenmaal omhoog of omlaag, ook wanneer je gestaag in vergetelheid raakt. Natuurlijk is de vraag of wij kunnen begrijpen wat mensen voelen, wanneer hun geheugen gestaag oprolt en het dagelijks leven hen weinig meer zegt. Toch heb je het gevoel dat het ontbreken van gelijkgestemden het proces van achteruitgang versnelt. Daar helpen de geweldige zorgverleners niet echt tegen.


Je hebt elkaar toch al weinig te vertellen in de Pinteriaanse gesprekken die hier doorgaans overheersen, maar ergens heb je het gevoel dat de herkenning van elkaars leefwereld of het ontbreken hiervan invloed heeft. Je doet er weinig tegen, tenzij je natuurlijk zoveel geld hebt dat je weer helemaal onder gelijken kunt verkeren. Eerlijk is het niet, maar wie heeft ooit gezegd dat het leven eerlijk moet zijn?