maandag 29 augustus 2016

Steve Winwood, Eric Clapton - Can't Find My Way Home

Stop begrip voor PVV-stemmer





Het zal allemaal wel ergens goed voor zijn, die verkiezingsprogramma’s. Als iedereen ze las tenminste. Dat waag ik te betwijfelen. Zeker nu echt de aftrap voor de verkiezingen volgend jaar maart gegeven en het eerste schandaal er is.

Dat Mark Rutte en Diederik Samson proberen de schade te beperken door sorry te zeggen voor gebroken verkiezingsbeloften, zal de kiezers niet echt raken. Je moet een onnoemelijke onnozelaar zijn, als je alle verkiezingsbeloften gelooft. Het leidt natuurlijk wel af van straks komende programma’s.

Media doen voorspellingen over de hoofdthema’s van de verkiezingen. En die verbazen dan weer. In een fatsoenlijk land zou de komende tijd slechts een thema voorop mogen staan: het A-viertje van de PVV. Dit afschuwelijke partijprogramma zou iedereen op zijn minst tot een reactie moeten weten te verleiden.

Het mag duidelijk zijn dat jaren van isolement Geert Wilders geradicaliseerd hebben. Natuurlijk, veel van de programmapunten over de islam en buitenlanders in het algemeen waren min of meer bekend. Maar zo op een rijtje als hoofdthema van een verkiezingsprogramma zijn ze schokkend.

Dat de Nederlandse media dat kennelijk niet vinden, getuigt van een verpletterend cynisme. Hier komt een partij met een potentieel van drie miljoen kiezers met een racistisch, fascistoïde programma, dat in het buitenland verbazing en afschuw wekt en Nederlandse politiekkijkers lijken louter op de haalbaarheid te toetsen.

Uit alle hoeken van de samenleving moet het PVV-programma naar buiten worden gebracht. Niemand mag nog zeggen, dat we het niet hebben geweten. En als dan toch nog drie miljoen mensen op die partij stemmen, dan hoeven we geen begrip meer te hebben voor die kiezers.


Nu nog stemmen op de PVV is geen blijk van  boosheid, bezorgdheid of teleurstelling. Zelfs domheid is hier onvergeeflijk. Laten we er niet meer omheen draaien met dit A-viertje in handen: een stem op deze partij getuigt van slechtheid. Met een gerust hart mogen we de PVV-kiezers straks negeren. Ze hebben het recht op aandacht verspeeld. We zijn het begrip voorbij.


Lang leve de meeuw, behalve die uit het PVV-logo. Dit is de krijsende, schijtende en wegvliegende variant, die de prachtvogel een slechte naam heeft bezorgd.

dinsdag 23 augustus 2016

Niet alle senioren zijn rijk



Eenstemmig veroordelen media en andere politieke partijen het als eerste gepresenteerde partijprogramma van 50Plus. Egoïstische oudjes moeten niet zeuren want hebben een groot eigen vermogen. Maar liefst €249.000 per huishouden. Enkele kanttekeningen.

Ongetwijfeld is het waar dat veel senioren er warmpjes bij zitten. Op een camping in Zuid-Europa buiten het hoogseizoen kom je ze tegen. In peperdure grote campers toeren ze door aangenamer streken dan Nederland. Onderwijl koutend met soort- en leeftijdgenoten over de koersen van de aandelen en een succesvolle loopbaan.

En dan komt er plots een oudere auto met nog oudere caravan het terrein op. Met Duits kenteken. Een joviale Nederlander springt uit de auto. Tja, een leven lang vrachtwagenchauffeur geweest, uitgerangeerd door Poolse chauffeurs en nu een baantje op een Duitse camping, vandaar dat kenteken.

Theo heeft veertien jaar in Spanje gewoond. Hij reed doorgaans op Spanje, dus dat kwam mooi uit. Nu aan het einde van zijn werkzame leven zoekt hij weer een flat in een Spaanse badplaats. Betaalbaar is het er nog. Onderwijl poogt hij zijn caravan te verkopen, een handeltje erbij.

Na enkele maanden nog maar eens gemaild hoe het ging. Theo was met zijn vrouw Irma weer in Duitsland. Had zich vergist in de AOW-datum. In zijn loopbaan heeft hij amper pensioen opgebouwd, dus zonder AOW lukt het echt niet. Theo heeft geen aandelen, geen €249.000 vermogen.

Het is het verhaal van veel lager opgeleide Nederlanders. Magere pensioentjes, als ze al een pensioen hebben. En in los-vaste banen waarin het moeilijk is de 67 te halen. Dus de laatste jaren is het WW en daarna bijstand, waarin eventueel eigen vermogen in het huisje opgesnoept wordt. Je moet toch een beetje fatsoenlijk leven.

Theo en Irma klagen niet. Ze zijn niet anders gewend en kijken met verwondering naar de grote campers. Praten met de eigenaars doen ze niet. Het zijn gescheiden werelden. Zijn kennissenkring bestaat uit mensen met eenvoudige baantjes, amper pensioen, veelal werkloos na meer dan veertig jaar werken. En dan ook nog langer wachten op de AOW. Theo en Irma hebben het nog goed, dankzij Theo's handeltjes.

Theo leest geen kranten, maar als hij daar zou lezen dat hij een groot eigen vermogen heeft, zou hij heel hard lachen. En het 50Plus programma zou hem wel aanspreken. Inmiddels woont hij wel in Spanje. De AOW is binnen. In een eenvoudig appartement voor amper €500 per maand. Het leven is er goedkoop, als je het wat handig aanpakt. Alles gaat goed, mits ze gezond blijven, zegt de kettingrokende Theo.

Maar heel veel van zijn lotgenoten hebben minder geluk. Ze moeten het ook doen met louter AOW. Als ze geluk hebben, hebben ze ooit een huis gekocht en inmiddels de hypotheek afgelost. Daar zit dan het vermogen in, maar ze kunnen er niet aankomen. Ze moeten toch wonen.

Dit is een verhaal achter de cijfers waarmee politieke partijen strooien in hun eensgezindheid dat de ouderen wel een veer konden laten. Hoe ze bij die gemiddeld €249.000 komen is een vraag op zich. De babyboomers van eerdere geboortejaren hebben het soms beter. Daarnaast zal het wel in de huizen zitten, maar vooral de nu pas zestigplussers hebben een aflossingsvrije hypotheek en dus amper vermogen.

Misschien wat overwaarde, maar ook hier geldt weer de noodzaak van een dak boven je hoofd. En gezien de verhouding in dit land, waar de meerderheid niet veel meer dan mbo-opleiding heeft genoten, mogen we aannemen dat het met de riante pensioenen wel wat tegenvalt. Dit verhaal wordt niet verteld in de Tweede Kamer en evenmin gehoord.


Je zou 50Plus nog een grote toekomst kunnen voorspellen. 

maandag 22 augustus 2016

Lisa Hannigan | Prayer For The Dying [Subtitulada al español]

De puinhopen van een sportzomer



Zo, dat hebben we weer gehad, die sportzomer. Misschien moeten we de Nederlandse media wel dankbaar zijn voor hun idolate obsessie met sport. Want het land is een beetje sportmoe, als het dat al niet was.

Al jarenlang lijdt de verenigingsport onder afvallige leden. Mensen voelen er niet zoveel meer voor in groepsverband te sporten. Ja, kinderen worden nog al naar gelang de sociale status naar hockey of voetbal gestuurd, maar dat is het wel. Tenminste voor zover het sport in verenigingsverband betreft.

Het waarom van deze ontwikkeling werd de afgelopen dagen wel heel mooi uitgebeeld door chef de mission van het TeamNL Maurits Hendriks. Alles aan deze man is een uitvergroting van wat er de afgelopen jaren is mis gegaan in dit land. Zelf heeft hij niets door van de veranderde stemming.

Tja, er had wat beter gecommuniceerd moeten worden. Waarmee alles weer is gezegd. Hier spreekt een manager van het soort dat dit land langs de rand van de afgrond heeft geleid, als het er niet op sommige plaatsen overheen is gegaan. In de Volkskrant van maandag werd haarfijn aangeduid waar het probleem zit.

In de obsessie van de medaillespiegel. Of het publiek geniet van de sport, of sporters kiezen voor wat hen het beste ligt, doet er allemaal niet toe. De manager had een doel gesteld: meer medailles dan de vorige keer en in de top tien van de medaillespiegel. Populaire sporten vielen af, onzin van volwassen mannen op te kleine fietsjes werd tot hoogste doel verheven, want medaillewaardig.

De komende jaren gaat er als het aan Hendriks ligt dus minder geld naar zwemmen, paardensport en nog zo het een en ander dat niet goud- of zilverwaardig was. Volkomen ongevoelig voor wat mensen nu eenmaal leuk vinden, ofwel om zelf te doen of om te zien zal er gehakt worden en tegelijk met geld gestrooid.

Waar kennen we dit toch van? Van de financiële wereld wellicht, waar alleen het aandeelhoudersbelang telt? Aan het rendementsdenken in het onderwijs? Het zijn er allemaal voorbeeld van en uiteindelijk zijn ze allemaal ten dode opgeschreven. Zo niet, dan dreigt er echt een revolte. Niet van verongelijkte boze burgers, maar van het denkend deel van de natie dat te lang aan de zijkant heeft gestaan. En dit keer zal er geen afkeer van de elite zijn.

Nog niet zo lang geleden heb ik hier het sportdenken van de Olympische Spelen als een voorbode van een dreigende dictatuur beschreven. Inmiddels ben ik een tikje minder pessimistisch. Dankzij de falende sporters. Als ze meer goud hadden gehaald, had Hendriks een voorspoedige toekomst tegemoet kunnen zien. Nu voorzie ik de kar met pek en veren. Misschien niet meteen, maar toch voor de volgende spelen.

Voor de media is het een ramp gebleken. Volledig verkeerd commercieel denken, deed alles wijken voor de sport. Op televisie, maar ook de schrijvende pers deed mee. De regionale kranten waren de klos, want die betrokken het meeste nieuws van het Algemeen Dagblad dat volledig in de ban was van het Hendriks-denken.

In de kwestie Yuri van Gelder kozen ze de kant van de bobo’s, net zoals in de losersvlucht. De sportjournalistiek bleek er failliet. Het is wellicht nooit een volwaardige tak van nieuwsgaring geweest, maar deze zomer was voor de regionale kranten een ramp. Behalve de enkele krant die nog een eigen verslaggever mee stuurde, hoewel ook die soms meegetrokken werden in het verkeerde kamp. Het is nu eenmaal een soort van embedded journalisme.


En nu worden de wonden gelikt. Het aan de sport uitgegeven geld, zal zwaar drukken op de verslaglegging van echt belangrijke zaken in de wereld. De correspondenten in de brandhaarden van de wereld kunnen weer een korting van tarieven in het vooruitzicht zien. De neergang van de geschreven media is weer een tikkie versneld. En dat is niets om vrolijk over te zijn.

woensdag 17 augustus 2016

Ontdek Regina



Is het nog mogelijk dat goede musici aan de aandacht ontsnappen? Soms vraag je je dat nog wel eens af. Het was bij een van de laatste aflevering van dit seizoen van The Leftovers dat er plots een wel erg toepasselijk lied de aflevering afsloot. Laughin with heette het en het bleef maar door het hoofd spoken.

Dat is dan weer het voordeel van internet, want even speuren en daar verscheen de naam van de zanger: Regina Spektor. Een Amerikaanse artiest met Russische wortels. Geboren in 1980 in Moskou en op negenjarige leeftijd met haar ouders geëmigreerd naar de Verenigde Staten toen de Sovjet Unie onder Gorbatsjow Joodse families toe stond te vertrekken.

De klassiek geschoolde Regina ontdekte al vrij snel dat ze ook uit de voeten kon met populaire muziek. Ze begon liedjes te schrijven en vooral toen ze kennis maakte met de muziek van Ani Difranco en Joni Mitchel ontwikkelde ze een heel eigen stijl.

Maar anders dan deze zangeressen waagde Regina zich niet aan autobiografische teksten. Ze schreef heel eigen fantasieteksten met literaire verwijzingen. De scholing in het voormalig Oostblok was zo slecht nog niet. Met haar klassieke opleiding en het grondige basisonderwijs wist ze een eigen plaats op te eisen.

In eerste instantie werd ze ingedeeld bij de anti-folk scene in New York. Haar in eigen beheer uitgebracht debuutalbum 11:11 (2001) was alleen in kleine kring bekend en was op zijn zachtst gezegd nog al eigenzinnig. Een tweede album Songs bracht daar nog niet veel verandering in. Wel groeide haar kring van liefhebbers.

Toen ze in 2004 onder de hoede kwam van de platenmaatschappij Sire die haar derde album Soviet Kitsch, eerst in eigen beheer uitgebracht, onder het Sire-label lanceerde groeide ze en al snel verscheen haar eerste Sire-album Begin to Hope. Daarmee brak ze door in breder kring, al bleef ze een beetje singer-songwriter voor een uitgelezen publiek.

Ze kwam wel onder de aandacht van serie-schrijvers op zoek naar begeleidende muziek. Daarin paste haar eigenzinnige muziek goed en op die manier kreeg een breed publiek kans haar te beluisteren. De KPN gebruikte Us van het album Far uit 2009 in een reclamespot.

Regina’s muziek onderging een gedaantewisseling. De eigenzinnigheid bleef, maar de toegankelijkheid groeide, zeker het Far en in What we Saw from the Cheap Seats wisten een breder publiek te bekoren. Toen ze in 2009 voor het eerst in Nederland optrad was Paradiso binnen korte tijd uitverkocht.

En in de serie Orange is the New Black vertolkte ze de thema-song You’ve got Time. Daarna werd het een tijdje stil. Ze had andere zaken aan het hoofd, werd moeder en schreef zo nu en dan nummers voor tv-series. Vlak voor de zomer kondigde ze aan in september met een nieuw album te komen. In de animatiefilm Kubo and the Two strings vertolkte ze een geheel eigen versie van While my Guitar Gently Weeps.

En de eerste twee nummers van haar nieuwe album Remember us to Life zijn inmiddels te beluisteren. Het is weer een heel andere Regina die we hier horen. De schare fans weten het wel te waarderen, zo mag blijken uit de geluiden op de aan haar gewijde Facebook-pagina’s. Als ze aankondigt in november weer in Paradiso op te treden is de zaal binnen een week uitverkocht.

En toch is haar naam bij een groter publiek nog onbekend, al zal menigeen wel eens een lied van haar hebben gehoord. Toch heeft ze een ongekende aantrekkingskracht. Getuigenissen van haar fans, en getuigenissen zijn het veelal, vertellen van verslaving aan haar muziek en het kost inderdaad moeite na het beluisteren van haar albums om andere muziek te waarderen.

Wat het is, is moeilijk te duiden. Maar wie een keer Regina tot zich door heeft laten dringen, wil geen kwaad woord meer over haar horen. Het maakt benieuwd wat de reactie zal zijn op haar nieuwe album. Wellicht dat ze hier nu door een groter publiek wordt geapprecieerd. Ze verdient het, maar het hoeft natuurlijk niet voor schare fans. Het is ook iets kostbaars om als een van  de weinigen van haar te genieten.

En de liefhebbers hebben een bijzondere band met haar. Zo is er een Youtube-video waarop ze te tekst van een lied kwijt is en het publiek haar onmiddellijk weer op het goede spoor brengt. En dat maakt zo’n concert dan weer een belevenis, zelfs als iemand haar per ongeluk een kledingstuk in het gezicht gooit en ze daar uiterst beschaafd op weet te reageren. In Nederland weten de fans dat.



woensdag 10 augustus 2016

The Nice - America (Live on British TV "How It Is" 1968)

Een dictatuur in wording



Het gedwongen vertrek van Yuri van Gelder uit Rio legt vooral het dictatoriale beleid van het Nederlands Olympisch Comité bloot. De merkwaardige obsessie met een plaats in de top tien van medailleverzamelaars heeft kwalijke kantjes en misschien zegt het ook wel iets over Nederland.

Een week voor het begin van de Olympische Spelen was er op de Belgische televisie een interview met de bescheiden chef de mission van het buurland. Grote verwachtingen van het Belgische equipe waren er niet. Met een beetje mazzel een gouden medaille en daar was de man al blij mee.

Over Nederland zei hij dat dit land nu eenmaal meer geobsedeerd is door competitie en de wil de beste te zijn. He, dacht ik toen. Wij zijn toch het land van het maaiveld, van de zesjescultuur? Wacht, schoot me toen te binnen, dat is het oude denken. Sinds enkele decennia willen we dat niet meer.

We nemen geen genoegen meer met plaatsen achterin de ranglijst op welk terrein dan ook. Bescheidenheid die een klein land zou passen is verdwenen. Wee oh wee, als we op een internationaal lijstje een plaatsje gedaald zijn, ja zelfs niet echt voorkomen. Dan tuigen we een taskforce op om snel een hoger plaatsje te krijgen.

We worden gek gemaakt met termen als excellence en meer managementtaalmisbruik. En moeten we de meest hoge verwachtingen hebben van de prestaties van welke sector dan ook. Nederlands plaatjesdraaiers zijn de beste van de wereld. Daphne Schippers is onze nationale trots. Niet een toevalstreffer van goede genen en een goede sprinterskont, nee een voorbeeld van de nagestreefde excellence.

Daarin is geen plaats meer voor afwijkend gedrag. Een dik pakket voorwaarden voor deelname moeten de sporters ondertekenen voor ze mogen deelnemen aan de Spelen. Tot het kinderachtige aan toe. Waar daar in vroeger dagen nog wel eens lacherig om werd gedaan, wordt dat nu uiterst serieus genomen.

Dat mag blijken uit het wegsturen van Yuri. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij inderdaad de regels van het draaiboek overschreden, maar was een vermaning ook wel goed geweest en had hij een medaille kunnen scoren. Maar dat zou de heiligheid van het boekwerk hebben ontkracht. Dat is heilig verklaard en van heilige dingen moet je afblijven.

Lafhartige medesporters praten mee met de baasjes. En zeuren dat Yuri wat lawaaierig thuis was gekomen. Tja. Het Team NL heet zulks. Niks geen individualisme meer. Alles in het teken van verzamelen van medailles. Waar doet het toch aan denken?

Jef Geeraerts schreef ooit eens een boeiend verslag over een bezoek aan Cuba, waar hij enige problemen kreeg met de autoriteiten over erotische getinte geschriften. Hij merkte toen op, dat dictaturen altijd twee dingen doen: sport verheffen tot hoogste goed en seksualiteit in het donker sturen.

In Nederland is dit omgekeerd. Hier wordt eerst de sport dictatoriaal, gevolgd door de politiek die alles in het teken van economische ranglijstjes plaatst. Seksualiteit is vooralsnog redelijk ontsnapt aan de politieke bemoeienis, maar preutse nieuwkomers worden dankbaar aangegrepen om al te uitbundige seksuele uitingen te bedekken.

Wat de managers zijn vergeten is dat excellentie niet voorkomt uit stringente draaiboeken voor managers, maar uit individuele kracht en wil. Niet door de nadruk op teamwerk, maar op individuele prestaties. De eerste medaille voor de lage landen was voor een Belgische wielrenner. En de angst slaat bij de sportpers en sportbonden toe, als er de eerste dagen weinig wordt binnen gehaald.

En dan komt er zo’n druiloor die denkt dat regels wel een beetje omzeild kunnen worden. Weg met hem. Op het eerste vliegtuig huiswaarts.

Nog een geluk dat het Nederlandse voetbal internationaal niet veel meer voorstelt. Als ook de volksport nummer een tot de top zou behoren, zou de dictatuur echt vaste voet aan de grond krijgen. Het wordt tijd dat Nederland wakker wordt.


Ga massaal achter Yuri staan en eis het ontslag van het Olympisch Comité. Stop het stiekeme streven naar de dictatuur van de excellentie. Meedoen is echt belangrijker dan winnen. En het maakt uitzonderingen op de regels zoveel leuker. Het leven is al saai genoeg in een land waar de overheid al maar meer grip op het privé-leven van zijn burgers krijgt. Allemaal in een dwangbuis in deze inrichting. Het is tijd voor een revolutie. En wie weet komen we dan echt aan de top.

woensdag 3 augustus 2016

Camaron de la Isla & Paco de Lucia - Bulerias. EN VIVO

De verderfelijke vlag



Wat is dat toch met vlaggen? Turken die het centrum van een Duitse stad rood kleuren met de Turkse vlag. Een beeld van de Democratische Conventie met allemaal mensen met de stars and stripes zwaaiend. En geen groter eer dan de nationale vlag op je doodskist.

We kennen de beelden nog van landen in het Midden-Oosten waar de Amerikaanse vlag werd verbrand, als ultieme uiting van afschuw van dat land. En de woede in Amerika als er iemand de vlag misbruikte. Ook in het Verenigd Koninkrijk is men er niet vies van de Union Jack te gebruiken dan wel te misbruiken. En vergeet niet Hitlers banieren.

Je kan amper een land noemen waar de nationale vlag geen symbool van de identiteit van de natie is. In Catalonië herken je de huizen waar mensen wonen, die voor Catalaanse onafhankelijkheid zijn - een driehoekje in de vlag- , dan wel sympathie voor de Catalaanse zaak hebben – een iets andere vlag zonder driehoekje.

Iets dichterbij huis is de Friese vlag er in beperkte mate ook eentje. De enkele huizen waar op feestdagen een Friese vlag met de welbekende pompeblêden  uithangt, getuigen van de voorkeur van de bewoners. De rood-wit-blauwe nationale vlag is hier niet zo alom heersend. Zelfs niet op feestdagen en bijzondere heuglijke gebeurtenissen.

Hooguit zwaaien kinderen en kinderlijke ouderen met vlaggetjes als de koning langs komt. Ja met sportevenementen hullen supporters zich wel in het Oranje. Op zich een raar fenomeen. Je ziet het op nationale feestdagen. Je herkent de welstand van een buurt aan de kleur van de vlaggen. In welvarende wijken overheerst het rood-wit-blauw. Niet massaal, maar toch.

De sociaal minder bedeelden wapperen met oranje. Het schijnt iets van doen te hebben met de geschiedenis van de Oranjes. Toch zie je in dit land op zich geen hysterie als het om vlaggen gaat. Zelden gaan de vlaggen hier massaal omhoog. Hoewel in vooral extreemrechtse hoek de nationale vlag nog wel de voorkeur heeft om de identiteit te tonen.

En natuurlijk de herdenking van de Slach by Warns waar de pompeblêden wel erg overheersen rond de rotsblokken van ‘leaver dea as slaaf’ op het Mirnser klif. Maar dat zijn wel uitzonderingen en een keer per jaar. Als de shirts van voetbalclub Heerenveen vanwege die pompeblêden worden uitverkoren tot lelijkste shirts ter wereld, is er slechts in beperkte kring verontwaardiging, hooguit verbazing. Wie vindt die rode bladen nu niet mooi?

Het is toch meer iets esthetisch dan nationalistisch. Eigenlijk is het nationalisme hier niet zo in. De culturele identiteit is hier amper te benoemen. Het ‘ik hou van Holland-gevoel’ is een slap eerder gezellig aftreksel van de trots die andere naties ten toon spreiden met vlaggezwaai.

De komende dagen zullen we weer veel vlaggezwaai zien op de Olympische Spelen. Ook daar zul je zien dat de Nederlandse vlag hooguit wappert bij medaillewinst op het podium. Nederlandse supporters blinken toch meer uit in rare meestal oranje uitdossingen met hooguit een klein vlaggetje op de wang. Hebben we geleerd van andere landen.

Moeten we dit nu betreuren? Misschien niet eens zo erg. Laten we eerlijk zijn, we hebben het niet zo op dat vlagvertoon. En landen  die dat wel hebben, daar mankeert toch vaak wel wat aan. Dat sommige spraakmakende lieden hier te lande wel wat bedroefd om zijn, is eigenlijk merkwaardig.

Mensen zonder vlaggen boezemen geen angst in. Een mooi voorbeeld is de zwarte IS-vlag. Geen idee wat erop staat, maar in Nederland moet je niet met zo’n vlag de straat opgaan. De veiligheidsdienst staat snel bij je op de stoep. Waar je dan ook met de Nederlandse vlag gaat staan zwaaien, nergens boezemt dat angst in. Dat is eigenlijk wel mooi. Net als je met ons paspoort bijna overal welkom bent.

Vreemd genoeg kan dit amper zijn vanwege een onbesmet verleden. Dan zouden we in veel voormalige koloniën niet meer welkom zijn. Zo voorbeeldig hebben we ons hier niet gedragen en als top-slavenhandelaars zou je verwachten dat Afrikaanse landen ons niet echt zouden waarderen. Dat valt alleszins mee.


Laat het duidelijk zijn, ik heb geen vlag. Het vlagvertoon van buren laat me koud tot hooguit een lichte ergernis, wanneer er meer achter lijkt te zitten dan gewoon feest vieren. Maar terugzwaaien met een andere vlag, ach laat maar.  Vier dat onze vlag niet zo’n wapen is.  Een vlag is het teken van nationalisme. Het is net als met marcheren, dat doen we ook niet graag waar andere landen dat als hoogste goed beschouwen. En waar dit toe leidt weten we ook.