zaterdag 29 april 2017

Dat toerisme toch


Het is niet eerlijk verdeeld in de wereld. De bewoners van de binnensteden van Amsterdam, Parijs, Barcelona klagen steen en been over de horden toeristen. Ze maken er het wonen toch minder prettig. Onderwijl doet een provinciestad als Leeuwarden er alles aan, om maar zoveel mogelijk toeristen te trekken.

Op het internet circuleert een fotoserie waarin alle wereldwonderen, zoals de Chinese Muur, getoond worden in pure vorm. Daarnaast prijkt een foto van de werkelijkheid: de Muur overspoelt door toeristen. Hetzelfde geldt voor het beroemde Copacabana van Rio de Janeiro. Noem maar op.

Het verdriet van de provinciesteden is dat er zo’n doordeweekse dag een kanon afgeschoten kan worden door de hoofdstraat. Wat de bestuurderen ook bedenken, het blijft doorgaans een dode boel. Die toeristen uit de hoofdstad zien er weinig heil in om anderhalf uur in de trein te zitten om zo’n vaak fraaie provinciestad te aanschouwen. Ze komen voor de Nachtwacht, de Mona Lisa, de Toren van Pisa, de billen van Copabacana.

Daar kun je niet tegenop met het geboortehuis van Mata Hari. Nu heeft Leeuwarden plots een enorme voorsprong op andere provinciesteden, want de stad is verkozen tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. De natte droom van al die bestuurders. Laat ze maar komen, die massa’s toeristen. Wij zeuren niet over lawaaierige rolkoffertjes op weg naar Airbenb-adresjes.

Dat is opmerkelijk. Inmiddels begint alom het besef in te dalen, dat onbeperkt toerisme het leefklimaat in binnensteden behoorlijk bederft. Nieuwe burgemeesters als Ada Colau in Barcelona doen er veel aan, de massastroom aan banden te leggen. Ze ondervindt opmerkelijk weinig tegenwerking van de commercie en is populair bij de binnenstadsbewoners.

Nu zou je verwachten dat je bij de uitverkiezing tot Culturele Hoofdstad een lichte bescheidenheid aan de dag legt. Met in het achterhoofd de nadelen van het massatoerisme, zou je de nadruk kunnen leggen op de geneugten van een mooie oude binnenstad, waar je op elke dag nog aangenaam kunt wandelen.

Waar de musea soms verrassende kleine exposities hebben, waar je rustig van kunt genieten. Waar je kunt wandelen langs het geboortehuis van Mata Hari zonder in de rij te staan. Dit ideaalbeeld lijkt de bestuurderen niet voor ogen te staan. Gedeputeerde Sietske Poepjes heeft al laten weten, dat het streven is volgend jaar zoveel mogelijk toeristen te trekken. Er moet geld in het laatje komen tenslotte.

En dit alles natuurlijk niet voor een jaar, maar ook na 2018. Het moet dan niet ineen storten met de bezoekersaantallen. Ze moeten in grote stromen de Nieuwstad blijven verstoppen. Dat is succes. In de rij bij het Fries Museum zoals bij de blockbuster Alma Tadema.

Onderwijl zien we het nu de Prinsentuin aangenaam levendig worden met bootjes langs de oever. Die watertoeristen komen in redelijke aantallen steeds vaker naar de binnenstad. Ze vullen het gat, wanneer de duizenden studenten huiswaarts zijn, of ondergedompeld in een wereldstad natuurlijk. Dat is nu een mooi voorbeeld van groei in aantrekkingskracht zonder overlast.

Gelukkig zal Leeuwarden nooit de aantallen trekken, die het centrum van Amsterdam verstoppen. Dat jaar van de Culturele Hoofdstad zal ongetwijfeld een flink aantal extra belangstellenden trekken. Ze zullen genieten van de aangeboden geneugten en met een beetje geluk de provincie ook nog ingaan.

De grootste kans, dat ze nog eens terug komen is wanneer ze zich Friesland herinneren als een provincie waar het aangenaam vertoeven is met een bijzonder cultureel aanbod. Cultuur met een grote C of K op zijn Fries. Een beetje wars van de massa. Maar wel bijzonder en niet zo commercieel. 

Poepjes moet er vast niet aan denken. Dat levert onvoldoende centjes op. Zij wil de massa. Laten we nu eens hopen dat haar opzet mislukt en dat de Culturele Hoofdstad een geweldig succes wordt. Zonder winst, maar daar komen we wel overheen. Cultureel moet de provincie indruk maken. Niet met de massa toeristen en volle straten.

dinsdag 25 april 2017

Het verdriet van economisch nieuws



Economische verslaggeving in de geschreven pers en de overige media kenmerkt zich door het ontbreken van vragen. Het gedoe rond de dreigende overname door PPG van Akzo Nobel gaat louter over de hoogte van het bod en de koers van de aandelen en is daarmee een mooi voorbeeld.

Het geld klotst tegen de randen van de Amerikaanse bedrijven. Een combinatie van een gunstige dollarkoers, lage rente en de überoptimistische verwachtingen van aandeelhouders over het beleid van Trump hebben de aandeelhouders een beetje gek gemaakt. Zover de rationalistische benadering van de markt.

Dat geld moet ergens naar toe. En al roept het kind in het Witte Huis heel hard dat het naar banen in de VS moet, denken de aandeelhouders daar heel anders over. Wat stuwt de koers van die aandelen het meest op? Tja, ofwel de winst uitdelen aan de aandeelhouders. Of andere bedrijven overnemen.
Vooral in Europa zijn bedrijven erg goedkoop. Ook weer door die koers van de dollar. En die Europese bedrijven hebben ook heel veel geld in kas, maar net niet genoeg om Amerikaanse bedrijven over te nemen. 

Zou je ook iets anders kunnen doen met dit geld? Hogere lonen, investeringen in innovatie, duurzaamheid, om maar iets te nemen. Nog even afgezien van fatsoenlijk belasting betalen.
Die vraag stellen de vaderlandse economische verslaggevers amper. Nee, die gaan naar de aandeelhouders om hun licht op te steken. Die aandeelhouders denken anders dan gewone mensen. Het enige wat telt is de waarde van hun aandelen. Al gaat de hele wereld naar de klote, prima als dit de waarde van de aandelen opdrijft.

Een vaderlands bedrijf overgenomen door Amerikanen? Who cares? Als de koers maar stijgt. De bazen van zo’n onder overnamevuur genomen onderneming, klagen over gebrek aan bescherming door de overheid. Onzin natuurlijk, want ze hebben zelf ook menig bedrijf overgenomen in andere landen. De overheid moest toen de vrije markt niet in de weg zitten.

Als die markt echt goed zijn werk deed, dan zouden aandeelhouders ietsje verder kijken dan de dagelijkse waarde van hun aandelen. Bijvoorbeeld naar de vraag hoe hun aandeel in de komende tien jaar rendeert. Dan zouden ze vragen naar investeringen en innovatie. En naar de volstrekte geldverspilling, die overnames in 90 procent van de gevallen zijn.

Een beetje overheid met ballen zou proberen het over de rand klotsende geld op te vangen. Een strengere belastingwetgeving bijvoorbeeld. Laat de multinationals maar meebetalen aan de infrastructuur waar ze zo door floreren. De universiteiten, het gewone onderwijs, het onderhoud van wegen, spoor en behuizing. Helaas hebben we in Europa een overheersend neoliberaal klimaat, waarin de luimen van de markt heilig zijn.

Dus daarvan hoeven we weinig van de verwachten. Tenzij, tenzij de economiejournalisten de echte vragen gaan stellen. De analyses correct maken. De rampzalige geschiedenis van zo’n beetje alle overnames na gaan. De werkelijke redenen voor overnames – aandelen, salarissen ceo’s – aan de kaak stellen. En dat niet in economische rubriekjes die de gemiddelde lezer/kijker overslaat. Gewoon als opening van het Journaal, op de voorpagina.


Maar misschien moet hiervoor de opleiding van de verslaggevers in het algemeen worden verbeterd. Journalistiek is niet gewoon een leuk beroep. Je hebt een verantwoordelijkheid om het publiek de realiteit onder ogen te brengen, hoe naar die ook is. Maar dan moet je die wel snappen. Een dingetje voor de formatieonderhandelingen?

zaterdag 22 april 2017

Nederlandse boeren zijn echt niet de beste



Wat is dat toch in Friesland met het provinciaal bestuur? Eerst waarnemend CdK Joan Leemburg-Stous die bij de Nieuwjaarsreceptie te weinig aandacht zag voor landbouw en nu weer gedeputeerde Johannes Kramer, die met weemoed terug kijkt naar de tijd van een landbouwministerie.

Soms neem je je voor nooit meer over landbouw te schrijven. En keer op keer vraagt het er weer o
m. Zo las ik in de Leeuwarder Courant dat gedeputeerde Kramer de ellende in de melkveehouderij wijt aan het ontbreken van een landbouwministerie. Zo’n ministerie waar ambtenaren nog weten wat een boer is.

Volgens Kramer was er met een landbouwminister nooit de noodzaak tot krimp van de veestapel geweest. Zo’n minister had het einde van  het melkquotumtijdperk in goede banen geleid. Op zo’n moment breekt mijn klomp, zeker als de gedeputeerde ook nog eens collega’s uit het buitenland aanhaalt die het vreemd vinden dat zo’n agrarisch land als Nederland geen landbouwminister heeft.

Vagelijk herinner ik mij dat toen er nog zo’n ministerie was, ondernemende boeren klaagden dat ze liever onder economische zaken wilden vallen. Zo samen met natuur onder een apart ministerie vonden ze als ondernemers maar niets. Ze kregen hun zin, al blijft het vreemd dat natuur aan landbouw gekoppeld bleef onder economische zaken.

Dat is een recept voor gedoe. Economie en natuur werkt niet. Iedere keer als het erop aankomt delft natuur dan het onderspit. Maar goed, het wonderlijke van zo’n uitspraak van Kramer is, dat hij doet alsof boeren overvallen zijn door het einde van het melkquotum. Onzin natuurlijk. Ze wisten het dondersgoed en vierden het als een bevrijding.

Eindelijk de melkkraan helemaal open. Het kwam mooi uit, dat de oude ligboxstallen ook zo’n beetje aan vervanging toe waren. Die werden mooi gesloopt en vervangen door minstens twee keer zo grote schuren. En al had Friesland Campina het voor het vertellen, en hadden ze hun leden kunnen vragen nog maar even te wachten met de grote melkstroom, dat gebeurde niet.

De coöperatie wilde geen ruzie in de tent en verwachtte geen al te grote groei. Als ze op het platteland hadden rond gekeken, hadden ze beter geweten. De waarschuwingen van de staatssecretaris van landbouw Sharon Dijksma dat er niet te veel stront moest komen, werd in de wind geslagen. Accountants waren ook voorzichtig over de groei. Niet te veel schuld, riepen ze.

De ondernemerboeren trokken zich er allemaal niets van aan en gingen volgas los al een jaar voor het einde van het quotum. Verstandiger melkveehouders hielden even de pas in. Net als hun biologische collega’s. Zo van, wij doen niet mee en als die gekken straks met hun mestoverschot zitten en volop in de schulden, is er voor ons niets aan de hand.

Het liep anders weten we nu. Had een ministerie van landbouw hier iets aan kunnen doen? Geloof je dat echt Kramer? Ja, toen er nog iemand van verstand van zaken als Cees Veerman zat, had hij misschien nog ietsje kunnen remmen. Maar eigenlijk wist hij ook wel, dat de ondernemers hun oor niet naar hem lieten hangen.

Want ook in die tijd ging de overheid volop op het orgel over de kwaliteit van de Nederlandse melkveehouders. De beste van de wereld, die de meeste melk uit hun vee wisten te persen. En die opperbesten waren de regelzuchtige overheid eigenlijk wel zat. Ze hadden het niet gepikt, als die overheid de rem erop had gezet.

Dat ze toen het mis liep gingen klagen over die overheid en in het bijzonder over staatssecretaris Martijn van Dam, is dan ook een gotspe. Als die Van Dam ballen had gehad, had hij de vinger opgestoken en Brussel gevraagd nu maar eens af te rekenen met de grote bekken in Nederland. Weg met de uitzonderingspositie (derogatie) om meer mest uit te mogen rijden.

Nederlandse melkveehouders zijn helemaal niet de beste van de wereld. Vergeet die mythe. De beste boeren kijken wat de markt vraagt en stemmen hun productie daar op af. Niet zoals die ‘beste’ boeren het onderste uit de kan halen en de koeien op te voeren tot het maximale aan melkgift.

Een beetje kalm aan met die beste beesten, scheelt ook aan veeartskosten. Dat zijn de betere boeren. Maar ja, daar lachen onze ‘beste’ boeren een beetje om. Laten wij nu maar lachen om die ondernemers en de betere boeren niet lastig vallen met de gevolgen van hun melkwoede. En de provincie moet niet zeuren, die had kunnen ingrijpen op het gebied van ruimtelijke ordening. Regels genoeg.

donderdag 20 april 2017

De valse romantiek van het het platteland



De ogen van Nederland gaan open voor het achterland. Veel aandacht voor wat er buiten de grotere steden gebeurde is er nooit geweest, maar de goegemeente kom er achter dat er ook mensen wonen, veel mensen.
Die mensen vormen een beetje een subcultuur in dit land, die we eigenlijk niet kennen omdat tv-makers er tot voor kort geen aandacht voor hadden. Alleen zij die hun wortels in deze gemeenschap hebben, weten ervan. Dat zijn er nogal wat en dat bevreemdt dan weer een beetje, als je het koppelt aan de kennislacune, maar vooruit.
De hernieuwde kennismaking met het achterland maakt heel wat los, zo mochten we al gewaar worden uit de populariteit van Boer Zoekt Vrouw. Daaraan werden in onze praatjesprogramma’s hele beschouwingen gewijd. Nu is er de documentaire ‘Brommers kiek’n’.
Tjong, dat blijkt ook weer een hele openbaring. Jongeren op het platteland, die hun tijd vullen met wat stoer gedrag, vuurtjes stoken, tractor rijden. Erg verheffend is het allemaal niet. Afwijkende meningen zijn er amper, en ach, het zou niet uitmaken, want diepgaand wordt er niet gesproken.
Belangstelling voor cultuur, literatuur is er niet. Scholing blijft beperkt tot beroepsopleidingen. Toch zijn  het ook niet van die types die de ganse dag op hun smartphone kijken. Het wekt bij de beschouwers warme gevoelens op. Want zijn de simpele pleziertjes ook niet een teken van geweldige vrijheid, saamhorigheid. Thuis voelen, dat is ook zo’n begrip dat ik veel heb gehoord.
De meest geliefde commentatoren zijn zij die zich hebben ontworsteld aan de plattelandscultuur zonder rancunes. Nynke de Jong scoort hierin hoog. Met warme gevoelens kijkt ze als deskundige naar al deze programma’s. Toch gek eigenlijk, want alleen door te studeren en te vertrekken heeft ze haar huidige positie verworven.
Dat is wat deze programma’s toch het meest duidelijk maken: Het is een cultuur van achterblijvers die elkaar vasthouden. Ontsnappen is alleen mogelijk door buiten de kring te gaan studeren. Dat kost moeite genoeg. Wie van mbo naar havo/vwo wil, weet feitelijk al dat dit een breuk met de gemeenschap betekent.
Hoe verder af, hoe hechter de gemeenschap. Daarom spelen deze documentairs zich ook veelal af op die plekken waar een grotere stad tientallen kilometers verwijderd is. Oost-Nederland is favoriet, ook vanwege het dialect. Friesland past wat minder in het plaatje, omdat hier overal wel een stad in de buurt is en de cultuur ook wat meer naar buiten gericht is, behalve in het Noord-Oosten.
Maar wat overal geldt, wie blijft is een achterblijver in de letterlijke zin van het woord. Niet in staat te ontsnappen aan de  - laten we eerlijk zijn – neerdrukkende cultuur van het platteland. Daar waar de mooie dingen van het leven een beetje aan de mensen voorbij gaan. Waar hard handwerken de norm is en het vooral down to earth is.
Daar is weinig romantisch aan. Wie romantisch ingesteld is, ontvlucht het platteland. Zeker in Nederland is het een te neerslaand gebied, waar helaas nog te veel mensen afhankelijk van elkaar zijn. Die mensen vergeten we nogal eens en dat was voorheen geen probleem. Tot we hen wijs maakte, dat ze ook meetelden en hun cultuur ook waardevol is. Dan ontstaat vanzelf verongelijktheid.
Er is maar een recept daaraan te ontstijgen: wegwezen! Stop met het romantiseren van die saamhorigheid. Dat is het niet, het een neerdrukkende sociale controle, waar veel talent verloren gaat. En waar elke afwijking genadeloos wordt afgestraft. En waar die afwijkingen opgelucht ademhalen als ze de stad weten te bereiken.
 Amsterdam loopt over van die mensen. Laten we blij zijn voor hen en snappen waarom ze zo’n hekel hebben aan die bierfietsen met plattelandsjongeren. Ze herinneren hen aan hun deplorabele jeugd.

dinsdag 18 april 2017

De ontchristening en vervelende buren



Nu de Turken hebben gekozen voor de afbraak van een labiele democratie kunnen we weer lekker los over de islam. Natuurlijk zijn we ook wel geschrokken van de Brexit en Trump, maar dat waren beschaafde westerse landen met een steekje los. En dat moeten we eerst maar even aanzien. Het volgende onderwerp is de ontchristening van het Midden-Oosten.

Ja, u leest het goed. Er zijn steeds minder christenen in het Midden-Oosten. Nu wisten de meeste mensen niet eens dat er in die duistere oorden ook christenen wonen, maar vooruit nu worden ze bedreigd. 

Onlangs zag ik op de sociale media iets langskomen van 150.000 christenen vermoord in het MO.
Oef, regelrechte genocide. Nu leek het mij niet geheel te kloppen. Onze media zijn wel eens erg volgzaam in het melden van het neoliberalistische gedoe, maar het afslachten van 150.000 christenen zou toch zeker de aandacht hebben getrokken. Dus ga je maar eens op zoek naar andere bronnen.

Welke bron je ook neemt, alle maken ze melding van de terugloop van het aantal christenen in het Midden-Oosten. Een eenvoudige oorzaak aanwijzen is natuurlijk het oprukken van de jihadistische islam, of gemakkelijker nog, de islam. Want dat is tegenwoordig toch zo’n beetje de oorzaak van alle kwaad.

Helemaal onschuldig is de islamitische omgeving niet aan het slinken van de christenbevolking. Zo’n vijftig jaar geleden waren er aanzienlijk meer christenen in het Midden-Oosten. In Egypte dat onlangs in het nieuws kwam door de aanslag op Koptische christenen, is het aantal tot onder 1 procent van de totale bevolking gedaald en dat was voorheen toch echt meer dan 1 procent.

Nu zijn al die christenen niet afgeslacht door bloeddorstige moslims. De meesten zijn vertrokken omdat ze hun islamitische buren niet zo leuk meer vonden. Zo zijn er waarschijnlijk nog wel meer moslims vertrokken om dezelfde reden, maar die tellen we niet. Net zomin als het aantal moslims dat omkomt door aanslagen door jihadisten.

Dat de moslimburen minder aangenaam zijn geworden ten opzichte van christenen, is wel een beetje verklaarbaar. Er wordt in het Midden-Oosten nogal wat geschoten, bommen gegooid en zo door naties, die in de ogen van moslims en ook in de eigen ogen christelijk zijn. Daar maak je geen vrienden mee. En dat slaat altijd weer terug op hele groepen.

Dat zien we hier aan de afkeer van moslims in sommige kringen. Moslims zijn zo’n beetje schuldig aan alles, mits ze zich duidelijk afkeren van alles dat niet deugt. En omdat christenen in de islamitische landen nu eenmaal een minderheid zijn, voelden de meesten zich er niet prettig meer. Hebben sommige moslims hier ook.

En wat doe je als je je ergens niet meer prettig voel? Dan vertrek je naar een oord, waar de mensen dezelfde sprookjes voor waar houden als jezelf doet. Dat is de afgelopen decennia gebeurd. En de christelijke landen hadden weinig moeite met het opvangen van de christelijke vluchtelingen. Ze zouden zich immers gemakkelijker aanpassen.

 De goede vraag is dus eigenlijk niet, of christenen bedreigd worden in het Midden-Oosten. Een betere vraag is of ze meer onder druk staan dan de rest van de bevolking. Het zal vast minder prettig zijn, als je met een scheef oog wordt aangekeken door de meeste buren als er een moeder van alle bommen wordt afgeworpen door een christelijke natie. Dus in die zin zal het wel een beetje kloppen.

 Maar worden ze bedreigd met uitroeiing, zoals sommige organisaties in dit land ons willen doen geloven? Dat geloof ik nu weer niet zo. Ze vertrekken uit minder aangename landen voor christenen. Dat klopt wel. Maar vervolgd worden ze niet echt.

 De bijbel is er meestal niet verboden, zoals voorheen in het Oostblok, waarheen christelijke organisaties ooit een complete bijbelsmokkelmaffia in het leven hebben geroepen.

Mogen we hier overigens even in herinnering roepen, dat de blonde PVV-leider de koran wil verbieden. Dus, laten we het er nu maar op houden dat christenen het Midden-Oosten wel met enige reden ontvluchten. Maar niet omdat ze anders uitgemoord zouden worden. Wel om dezelfde reden waarom zovele moslims die regio ontvluchten: vervelende buren.

dinsdag 11 april 2017

Landschapsmomentum gemist





Zullen we over een jaar twintig in Friesland door kleurrijke, kruidengeurende grasvelden wandelen? Het kan snel gaan. Twintig jaar geleden was je een roepende in de raaigraswoestijn als je kritiek had op de landschapsbeschadiging door boeren. Nu lijkt er een ommezwaai mogelijk. Echt?

Landschapspijn, het woord dat meedong naar het woord van het jaar van 2016. Kansloos, want voor veel mensen was en is het nog een onbekend woord. Je kunt er, zoals mijn oud-collega Jantien de Boer een boek overschrijven. En dan ook nog volop in de publiciteit komen.

De vraag is of het helpt. Ze wordt geprezen omdat ze ondanks alles de dialoog zoekt met de boeren. En hoewel iemand als Geert Mak harder is in zijn kritiek op de boeren, zwakt ook hij het af door te wijzen naar politiek en zuivelindustrie. Onderwijl gaat de discussie op de sociale media door en lijkt met het begrip landschapspijn eindelijk een maatschappelijke discussie op gang te komen.

Lijkt, want de afgelopen tijd heb ik een aantal verjaarsvisites meegemaakt en daar eens geluisterd naar wat boeren erover zeggen. Dat valt niet mee. Er wordt overal over gepraat, het afleveren van koeien voor de slacht vanwege te veel mest, de eeuwige kritiek op de soms doorgeslagen regeldrift.

Maar eh, landschapspijn? Het is of de hele discussie aan de boeren voorbij gaat. Vooral aan de jongeren, maar ook de senioren hebben zich kennelijk afgesloten voor de kritiek van de burgers. De discussie gaat vooral over het inkomen en de melkproductie.

Minder koeien ja, maar de melkgift is dankzij nieuwe inzichten van afgestudeerde zonen flink gestegen. Al moet worden toegegeven dat dit wel veel vergt van de koeien en een voorheen onschuldig griepje nu slachtoffers vergt. Ook door de ziektevrije stallen.

Dit is de realiteit. Pagina's vol over de schade aan het landschap en discussie over de schuldigen, maar de boer hij melkt rustig voort. Ondanks het achterblijvende rendement. Nieuw is dit niet. Natuurverenigingen proberen al tientallen jaren samen met boeren iets van een wat natuurvriendelijker landschapsbeheer van de grond te krijgen. En soms slaat dit aan bij boeren, die best anders willen.

Maar helaas, subsidies verhullen de werkelijke drijfveren van de meeste boeren. Misschien zou er eens een studie moeten komen naar de psychologie van de agrarische sector. Hoe het opgroeien in een familiebedrijf in deze beroepsgroep kinderen beïnvloedt en ondanks het soms harde werk het toch ook wel een heel mooi bestaan wordt gevonden.

Burgers begrijpen dit niet. Die zien alleen maar hard werken. Een beeld dat boeren ook nog wel eens bevestigen, wanneer er kritiek op hen is. Zo van dat hebben we niet verdiend, want we werken ons het schompes.

Maar wat het mooie van de boerenroeping bedreigt wordt min of meer ontkend. Boerenorganisaties hebben ooit in een vlaag van rentenierschap wel eens gepoogd de discussie op gang te brengen. Het verzandde uiteindelijk in de gedachte dat 'kreas buorkje' voldoende is. Het land ligt er toch mooi en netjes bij?

Een uitzondering als biologisch, redelijk grootschalige melkveehouder Sjoerd Miedema mengt zich in de discussie onder boeren en krijgt het zwaar te verduren. Als zoon van een voorganger in de boerengemeenschap kijken zijn collega's ook wat vreemd naar hem op. 

Ach, de Kening fan ' e Greide doet het goed in ambtelijke kringen en bij kritische burgers. En boeren houden wel van een vogeltje zo nu en dan, maar het moet hun werk niet in de weg zitten. Dus verschuilen ze zich achter een evoluerend landschap en veranderen niet wezenlijk. Of ze wentelen zich in een slachtofferrol.

Het is net als het met de grote steden, die de druk van het toerisme niet meer aankunnen. De burgers van de binnensteden proberen het tij te keren, maar tegen het grote geld zijn ze niet opgewassen. En dan komt de uiteindelijke conclusie dat de strijd al verloren is.

Eigenlijk ben ik een beetje bang, dat de strijd om het landschap al verloren is. De politiek heeft het momentum voorbij laten gaan en keuvelt nog 
over natuurinclusieve landbouw. Terwijl buiten het gezichtsveld de ene andere industriële stal verscheen en nog verschijnt. Onderling spotten boeren met een poging iets anders te doen, zoals de koeientuin van stadsboer Tamminga bij Leeuwarden. De onder de opstijgende straaljagers verrijzende stal, vinden ze maar lelijk.

Het land is al plat en ontoegankelijk. Het interesseert de gemiddelde burger niet zo. Ja, zo'n boek over landschapspijn vinden ze mooi en doet hen denken aan vroeger, maar omdat ze allang niet meer in de weidelandschappen komen, missen ze de vroegere vogelrijkdom niet echt. Ze liggen er niet van wakker. De kritiek in veganistische kringen zwelt aan. En de boer, hij melkt vrolijk verder. 




dinsdag 4 april 2017

Het vervloekte calvinisme





Begrafenissen kunnen heel leerzaam zijn. De afgelopen jaren heb ik er een flink aantal meegemaakt. Een leeftijdsdingetje zullen we maar zeggen. En voor het gemak vatten we crematies ook maar onder het begrip begrafenissen.

Niets tegen crematies hoor, maar de laatste jaren was dit de gebruikelijke wijze van afscheid nemen. En het is een beetje kaal in die crematoria. Verstandige mensen kiezen derhalve voor het afscheid in kerk of zaal naar keuze. Daar kunnen ze op de gewenste wijze afscheid van de naasten nemen.

Maar hiermee zijn we er nog niet. Behoudens een enkel geslaagd afscheid blijf je doorgaans met een leeg gevoel achter. De afgelopen week kreeg ik even een andere ingeving. Het was bij de begrafenis van een kennis in een nabijgelegen dorp, een katholieke enclave in het Friese calvinistische land.

Gek genoeg ben ik in mijn leven nog niet bij een misviering geweest. Natuurlijk wel katholieke kerken bezocht vanwege de architectuur en zo. Maar een echte dienst bijwonen, nee dat was altijd een stap te ver. Het zal wel iets te maken hebben met mijn calvinistische opvoeding.

Daar waar bij mijn grootouders achter de schemerende raampjes naar buiten werd gekeken en wee degene van het paapse geloof, die dan passeerde. Hem werden de vreselijkste eigenschappen toegedicht. Mijn ouders waren wat gematigder, maar echt katholieke kennissen hadden we niet.

Dus vandaar de verrassing bij het binnentreden van het kleine kerkje. Klein maar toch net zo gevuld met kunst en beelden als die grote basilieken, die ik ooit bezocht. Met koorzang in het Latijn. Niks geen zwaarmoedig traag psalmgezang. De rituelen, de wierook het deed mij wel wat.

En tegelijk vervloekte ik de protestanten, die dit land hebben gevormd tot een emotieloos en daarmee veelal bot stukje aarde. Waar gebeden klinken in kale gebouwen en gezang niet mooi hoeft te zijn en zeker niet begeleid hoeft te worden door organisten met meer opleiding dan klavarskribo.

Waarmee de gedachten meteen uitkomen op onze minister Jeroen Dijsselbloem, die zuidelijke landen beledigde met de opmerking dat het niet opgaat geld te verjubelen met wijn, weib und gesang en als het op is de hand op te houden. Onze sociaal-democraat verdedigde zich met het verweer dat hij te veel calvinist is en niet specifiek had gesproken over zuidelijke landen.

De vaderlandse kranten namen hem in bescherming, want als voorzitter van de eurogroep heeft hij zo zijn verdiensten. Vertel dat de Grieken. Oh nee, toen het daar over ging kwam hij niet opdagen en eindelijk is het Europarlement boos op Dijsselbloem. Het heeft het eindelijk gehad met de dwaze bezuinigingspolitiek. Nu het neoliberalisme nog op de schop en het wordt wel wat met Europa.

Het leven zou hier zo veel aangenamer kunnen zijn, wanneer we de calvinistische revolutie van zoveel eeuwen geleden eindelijk achter ons laten. Als we met vakantie zoveel meer kunnen genieten in landen waar het katholicisme de overheersende godsdienst is of is geweest, waarom dan niet iets meer van die cultuur meegenomen. Want daar bestaat zelfs een soort Pirelli-kalender voor doodskisten.

Nee, niet Spanje noemen nu. Spanje heeft een tik van de calvinistische molen gekregen gedurende de tachtigjarige oorlog en anders dan andere katholieke landen werd het geloof er al te serieus genomen inclusief inquisitie en brandstapels. Daar hebben veel mensen dan ook geheel afscheid genomen van het geloof. Maar die andere landen, zoals Italië rommelen met het geloof liever wat aan. Met de rest ook overigens.


We verlieten de kerk richting kerkhof onder de wierookgeur en het Latijnse gezang en het was net of de gezichten van de echte naasten wat oplichtten. Daar heb je bij het afscheid van protestanten en ongelovigen wel een paar glazen wijn voor nodig. Ik begrijp wijlen Gerard Reve ineens wat beter. Het is hier gewoon niet zo leuk.

zondag 2 april 2017

De hele kamer is nu domrechts




Het is toch een beetje raar, de Nederlandse vlag in de Tweede Kamer, al helemaal op initiatief van SGP, van harte gesteund door de PVV. De hele kamer akkoord met uitzondering van de Partij voor de Dieren. 

Een jaar geleden schreef ik nog dat domrechts de vlag had gestolen. Hoe onnozel. Domrechts heeft de identiteit van Nederland gestolen en de Tweede Kamer is erin gestonken. Wat is de PvdD dan toch een aanwinst voor het parlement. Onzin, vindt deze partij het en gelijk hebben ze.

Vaag herinner ik me straten met vlaggen zo rond Koninginnedag en Dodenherdenking (halfstok) en Bevrijdingsdag. Wie nu rond die dagen de straten passeert, ontmoette tot vorig jaar een dooie boel. 

Erger nog, stiekem heb ik onvriendelijke gevoelens bij huizen waar ik de driekleur zie wapperen. Dat is de uitkomst van een proces van zo'n twintig jaar. Wellicht begon het een beetje af te nemen na de glorieperiode van het Nederlands voetbal.

Hele buurten kleurden toen nog oranje. Oranje? Ja, de driekleur hoorde hier niet zo bij. Oranje is van oudsher een beetje de kleur van het gewone volk. Oranje was door de eeuwen heen minder geliefd bij wat we nu vol afkeer de elite noemen. De laatste nam afstand door op de vlagdagen de driekleur uit te hangen.

Je kon in de dagen dat vlaggen nog populair was, meteen zien in wat voor buurt je was. Alleen de driekleur, dan wist dat je in een betere buurt verkeerde. Veel oranje dan werd het niveau al bedenkelijk.

Een beetje auto was in de dagen dat je nog verplicht was een ovaaltje met NL te plakken al dan niet versierd met een driekleurtje op die sticker. Daar kwam de klad in toen Europese regelgeving kentekenplaten voorschreef met een blauw hoekje met de Europese sterren en de afkorting van het land eronder.

Niemand klaagde erover en dat was op zich al opmerkelijk, of liever nu zou het opmerkelijk zijn. Toen waren we nog niet zo bezig met onze identiteit. We genoten meer van plots open grenzen en overal met dezelfde munt kunnen betalen. Hoezo grenzen dicht?

Zo verdween ook de driekleur uit het straatbeeld. Op koninklijke feestdagen is het nu veelal zoeken naar straten met vlagvertoon. Ja, aan de kerktoren en officiële gebouwen hangt er nog eentje. En in de dure straten een enkele. Maar in de volksbuurten wordt er niet meer gevlagd, ja alleen in de examenuitslagtijd.

Eerlijk gezegd vind ik het geen probleem. Het past niet zo bij ons, dat vlagvertoon. Dat is meer iets voor landen, die zichzelf groot achten. Landen met veel grote postzegels en zo. Wij hebben geen vlag. Bij ons eerste eigen huis was de vlag al een beetje passe.

Toen we nieuwe buren kregen, zagen we het zwerk al drijven, toen in de vlaggenmast op 4 mei de driekleur met enig pathetisch vertoon halfstok werd gehangen en de dag daarop in top. We wisten meteen dat we niet snel vrienden zouden worden. We moesten er wel een beetje om lachen.

De laatste jaren kwam de vlag ook op andere plekken weer een beetje terug. Bij demonstraties van extreemrechts bijvoorbeeld. Op twitter herken je dit soort nationalistische malloten meteen aan het vlaggetje bij hun profiel. Veel PVV-aanhangers maken dit kenbaar met zo'n driekleurtje.

Het is een ommekeer. Waar de elite helemaal niet meer vlagde, heeft domrechts het vlagvertoon met de driekleur over genomen. Niks oranje, maar rood-wit-blauw. De vlag is deel van de identiteit geworden. Het is wel gemakkelijker geworden, vroeger zei het niets over iemand wanneer hij vlagde. Nu wist je tot voor kort meteen in welke hoek je het moet zoeken.

Het zegt iets over de Tweede Kamer, dat daar nu straks het rood-wit-blauw hangt. 

Maar of het nu vooruitgang is? Ik weet het niet. Ik zou het mensen nog steeds afraden om buiten de Kamer te vlaggen met de driekleur. Het is bedenkelijk geworden. Extreemrechts had de vlag gestolen. Een politicus met een rechte rug had nooit ingestemd met de onzin van SGP en PVV. 

Een dergelijke politicus vinden we nu alleen dus bij de Partij voor de Dieren. Die partij moet nog veel groter worden. Anders verliezen we meer dan ons lief is. Eigenlijk ben ik bang dat het hiervoor al te laat is. Op zo'n moment ben ik blij, dat ik binnen heel korte tijd dit land verlaat.


En dit is hem dan. Een beetje leedvermaak is hier wel op zijn plaats.