dinsdag 10 september 2019

Een vermoeiende discussie








Het is vermoeiend, die discussie over de landbouw in Nederland. D66 lanceert het aloude idee om de Nederlandse veestapel eindelijk eens te doen krimpen, zoals de Partij voor de Dieren en Groenlinks overigens al veel langer propageren . Dus reageert de landbouwsector met even oude argumenten: Wij verzorgen het eten in Nederland, wij onderhouden landschap, wij zijn belangrijk voor economie, wij werken zo hard.
Dus nog maar even die argumenten even op rij:
Op dat zorgen voor ons voedsel valt heel wat af te dingen. Nederlandse melkveehouders (de trots van de sector van de landbouw) produceren vooral miljarden liters melk. Die melk moet de coöperatieve zuivel (Friesland Campina) tot waarde brengen. Want de melkveehouders zijn eigenaar van die coöperatie. 
Dus meldt de coöperatie elk jaar trouw dat de bulk van de melk verwerkt is tot melkpoeder en kaas, hetgeen bijna elk jaar leidt tot miljoenen verliezen. Dat de coöperatie ook elk jaar weer winst maakt, is vooral te danken aan activiteiten buiten Europa met zuivel die veelal ter plekke gekocht wordt. Zonder die coöperatie zou de melkveehouderij allang op zijn gat liggen.
Om die miljarden liters melk te kunnen produceren zijn de bloeiende Nederlandse weiden platgewalst en beplant met eentonig raaigras, want dit is zo eiwitrijk. Dankzij dat eiwitrijke voedsel geven de koeien veel melk en produceren ze nog meer mest. Die mest is de belangrijkste oorzaak van het stikstofoverschot in Nederland en van verontreiniging van het bodemwater met fosfaat.
De vleesproducerende veehouderij, dus de varkens- en pluimveehouderij, heeft evenveel moeite zijn waar winstgevend te maken. De dieren leiden er een treurig en feitelijk misdadig slecht leven. Ze worden gevoed met onder andere geïmporteerde sojaresten. De daaruit voortgekomen mest draagt eveneens bij aan het stikstofoverschot van Nederland.
De Nederlandse boeren lijken genetisch besmet met de drang tot massaproductie. Al decennia lang bepleiten deskundigen een meer op kwaliteit gerichtte productie. Een productie die voldoet aan de vraag van de consument, die best bereid is hiervoor te betalen. Niet voor die bulkproducten. Die zijn alleen maar geliefd als kiloknallers, dan wel stuntliters bij de grote supermarktketens.
Het pleidooi is grotendeels vergeefs geweest, want nog immer zijn de melkveehouders zeer trots op hun zestien miljard liter per jaar en de varkenshouders op hun megastallen. De zuivelindustrie poogt keer op keer zijn leden te overtuigen ietsje minder te produceren. Het helpt niet. Voor de vleesindustrie geldt min of meer hetzelfde, al is daar minder sprake van coöperaties.
Ministers zijn gesneefd op het mestdossier. Herhaaldelijk is beloofd de ongebreidelde groei van de instensieve veehouderijaan te pakken. Maar een sterke lobby van de boerenbond LTO, CDA en voorheen Boerenleenbank (Rabo) heeft gezorgd voor een blokkade van wat voor maatregel dan ook.
Dus is het Nederlandse landschap veranderd in een monotone woestijn van raaigras. Is dat landschap bijkans ook ondergronds alle biodiversiteit verloren, en zoals al gemeld verstoort de stikstofuitstoot de natuur buiten de landbouwgrond.
De economische kant van de landbouw is al evenmin om over naar huis te schrijven. Het rendement van de melkveehouderij is bedroefend. Alleen dankzij heel hard werken, vaak met onbetaalde gezinsleden, het niet meetellen van de waarde van grond en andere zaken, blijft er voldoende over om enigszins de armoede te verhullen. Subsidies doen de rest.
De vleesindustrie heeft zo zijn goede jaren, maar die worden dan wel weer afgewisseld door slechte. Vandaar dat er geen geld is om de leefomstandigheden in de stallen echt te verbeteren. Een ding hebben ze gemeen met de melkveehouderij en dat is de noodzaak tot exporteren van zo´n beetje 80 procent van de productie. Subsidie is er voor de vleesindustrie amper. En natuurlijk moeten we niet vergeten, dat de veehouderij in zijn geheel feitelijk zaken produceert die mensen niet echt nodig hebben om gezond te eten.

Het veel geroemde landbouwrendement komt vooral voor rekening van de doorvoer en de bollenindustrie. Want ook de akkerbouw is niet echt een vetpot, hoewel de pootardappelteelt vaak redelijk winstgevend is. Voor de rest zijn de Nederlandse grond en het klimaat niet bijzonder geschikt voor hoogwaardige productie. 
Als bierbrouwer Bavaria een moutfabriek vestigt in Groningen moet het vaak graan importeren vanwege de slechte kwaliteit van de Nederlandse mout. Voorheen was de suikerbietenteelt nog een leuke verdienste, maar ook dat is voorbij. Dus produceren de Nederlandse akkerbouwers veelal veevoer.
Boeren werken inderdaad vaak heel hard. Maar of dat nu iets is om trots op te zijn is de vraag. De redenen om de landbouw eens goed tegen het licht te houden  zijn al vele jaren bekend. En toch verandert er niets. Zie de reacties op het voorstel van D66. Zo lang de rechtse politiek in Nederland in de ban blijft van de sector moet de wal uiteindelijk het schip keren. En dat gaat veel meer kosten dan het D66-voorstel.