Minister Lodewijk Asscher
ziet het licht. Er dreigt een baanloze toekomst. Alleen ziet hij die nog aan de
onderkant van de arbeidsmarkt. Het is dit keer anders.
Zo’n dertig jaar geleden
heb ik met een collega een artikel geschreven over de risico’s van de
automatisering voor de arbeidsmarkt. De geïnterviewden toonden zich toen nog
optimistisch. Automatisering zou nieuwe banen opleveren en door de vergrijzing
zouden alle handen nodig zijn. Kortom de automatisering was een zegen., mits die alleen was gericht op de exporterende sectoren.
Die voorspelling is slechts deels uitgekomen. Veel banen verdwenen aan de onderkant, maar elders kwamen
er nieuwe banen bij. En de automatisering ging door alle banen heen en niet alleen in de exporterende sectoren. Enig optimisme lijkt niet misplaatst. Tot je nader kijkt
naar veel van die nieuwe banen. Veel in het babbelcircuit. Handige jongens die
de onwetende werkgevers van alles op de mouw spelden en vooral hun onmisbaarheid
voorop stelden.
Productieve nieuwe banen
waren er amper. De nieuwe automatisering biedt die mogelijkheid helemaal niet meer. De
destructieve vernieuwing van de technologische ontwikkeling biedt amper meer
mogelijkheden voor ietsje minder creatieve werknemers en dat zijn helaas de
meesten.
De Nederlandse
arbeidsmarkt is in meerderheid die van mbo’ers met beperkte inzetbaarheid. Dat
ligt hem niet aan de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Helaas hebben veel
mensen simpel de kwaliteiten niet die vereist zijn in de nieuwe situatie. En
dan gaat het allang niet meer om blauwe boorden. De automatisering slaat even
hard toe in de witte boordensector.
Er dreigt een samenleving
die de schrijver Kort Vonnegut in zijn ‘Player Piano’ met vooruitziende blik
schreef. Een afgescheiden deel van de wereld waar het geld wordt verdiend door
een goed opgeleide en bevoorrechte kaste en een minder bedeelde groep die de
tijd doodt met geknutsel. Deze groep leeft van de kruimels van de tafel van de
bevoorrechte kaste.
Dat gaat natuurlijk niet
goed en de onderliggende groep komt in opstand. Helaas ontaardt dit in de
vernieling van hoogwaardige technologie. Dat is de reflex van mensen die
overbodig worden gemaakt door machines, maar ook door het ontbreken van
fatsoenlijke middelen van bestaan.
De bevoorrechte kaste
lijkt altijd meer te denken aan behoud van de eigen inkomsten dan aan een
redelijke verdeling van de welvaart over de hele bevolking. Een ontwikkeling
die je nu al ziet. Zelfs de discussie over een basisinkomen is magertjes. Want
zo’n basisinkomen gaat altijd uit van een minimaal bedrag, dat mensen zelf met
werk kunnen aanvullen.
Het uitgangspunt is nog
altijd dat je met werk je geld moet verdienen. Als dit onmogelijk wordt krijg
je de kans om met een basisvoorziening toch in je eigen minimale onderhoud te
voorzien, maar het mag niet een vervanging van loon naar werken zijn. Stel je
voor.
Dat leidt onherroepelijk
tot een tweedeling in de maatschappij. Dit is alleen te voorkomen door een
recht op een eerlijk inkomen als het onmogelijk is dit met werken te verdienen.
Dus niks geen basis van bijvoorbeeld 1000 euro, waar amper van rond te komen
valt en waarmee de meeste geneugten van de maatschappij aan je neus
voorbijgaan.
Een eerlijk verdeling van
de verdiensten van een geautomatiseerde maatschappij. Geloof de praatjesmakers
niet, die heilig geloven in nieuwe werkgelegenheid. Dit is een nieuwe fase, die
Vonnegut zo mooi heeft voorzien. En Asscher heeft er terecht voor gewaarschuwd.
Die valt op te vangen
door mensen de kans te geven hun leven voor het eigen gevoel aangenaam en
zinvol in te richten als er geen betaald werk meer is. Niet net voldoende om te
leven, maar een volwaardig inkomen om voluit deel te nemen aan de maatschappij.
En zeker geen afscheiding van het werkende en niet-werkende deel van de
bevolking. Daar zou ook het onderwijs zich op moeten inrichten. En hier lijkt
het nu zeker niet op. Maar het kan heel mooi worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten