Het zal je maar gezegd
worden. Het was zo’n tussendoor opmerking in een talkshow: Nederland wordt niet
gezien als een betrouwbare partner in militaire samenwerking vanwege
wankelmoedige politici.
Ja, onze staatsman Frans
Timmermans maakte er een grapje van. Nederland is niet gevraagd voor de
‘coalition of the willing’ tegen het IS-kalifaat omdat de vergaderkamer te klein was. Zo simpel was
het dus, aldus onze minister van buitenlandse zaken. Niet helemaal, zo bleek
uit de opmerking van terrorisme-expert Beatrice de Graaf.
De Verenigde Staten
hebben het wel een beetje gehad met Nederland als militaire partner op avontuur
in gevaarlijke landen. Nee, aan de soldaten ligt het niet. Nederlandse
commando’s staan hoog aangeschreven. Helaas geldt dit niet voor hun
opdrachtgevers.
Want terecht beslissen
politici over inzet van militairen. Alleen ligt dit een beetje moeilijk bij onze
volksvertegenwoordigers. Want uitzending van militairen vraagt om een langere
termijnvisie, een visie waarop een land zich gedurende jaren vastlegt, ook als
er verkiezingen in het vooruitzicht zijn.
Dat ligt al enige
decennia moeilijk in dit land. Natuurlijk mag je van inzicht veranderen en als
een militaire missie dreigt te mislukken of de verkeerde kant uit te gaan,
getuigt het van moed om de stekker eruit te trekken. Maar niet als de publieke
opinie zich tegen die inzet keert.
Dat is zo’n beetje de
reden dat Nederland niet meer wordt gevraagd voor zware militaire missies. Al
willen ministers het nog zo graag. In het buitenland weten ze zo langzamerhand
wel wat het woord van dit land waard is.
Een ja voor iets met
soldaten moet achter de helsdeuren met allemaal mitsen en maren worden
weggesleept. We hebben er niet zoveel mee, met dat gedoe in uniformen en met
wapens en zeker niet met kogels die daar doorgaans uit komen. En het vervelende
van die missies is dat er wel degelijk munitie wordt gebruikt.
Het is allemaal goed en
wel als missies probleemloos verlopen – en het kenmerk is juist dat dit zelden
het geval is – maar zodra er stront aan de knikker komt, blijken we politici
met bijzonder zwakke ruggengraten te hebben. Dat wil zeggen als het electoraat
onze jongens liever weer veilig thuis heeft.
Dit hebben ze in het
buitenland wel geleerd van de inzet van Nederlandse toepen in Afghanistan, Irak
en Bosnië. Zodra de publieke opinie zich begint te keren tegen de missie
krabben politici zich achter de oren. Zeker als er verkiezingen in aantocht
zijn.
Zelfs de meest
oorlogszuchtige politici hebbe de afgelopen decennia fors bezuinigd op
defensie. Want ze weten dat de kiezer hier wel gevoelig voor is. Nu de wereld
ineens minder leuk blijkt dan we na de Val van de Muur in 1989 hadden gedacht,
zien ze overigens wel hun kans en roepen dat het afgelopen moet zijn met het
korten op defensie. Toen er mensen waren die toentertijd vroegen om een geheel
andere krijgsmacht, uitgerust voor nieuwe taken maar niet per definitie
goedkoper, kregen ze niet thuis.
Tja denk je dan. De
wereld is niet leuk, maar is er iemand die Nederland bedreigt? Misschien als je
Rusland genoegd tergt, zou Europa in gevaar kunnen komen. Maar dan zou je voor
een Europees leger moeten zijn en zelfs de meest fervente voorstanders van een
sterke defensie moeten hier niets van hebben.
Daarom was Nederland dus
niet uitgenodigd om mee te gaan in de strijd tegen het kalifaat IS. Niks te
kleine vergaderkamertjes. We zijn niet betrouwbaar genoeg. En dat is een
conclusie die je het schaamrood op de wangen brengt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten