Het Nederlandse onderwijs
zit scheef in elkaar en draagt bij aan de kloof tussen hoog en laag
opgeleiden. Ooit gloorde er hoop op een betere voorbereiding op een goed leven.
Het was zo mooi bedacht
in de jaren tachtig. Alle leerlingen langer bij elkaar. Liefst tot hun zestiende
in een middenschool en pas hierna kiezen voor een opleidingstraject. Het waren
de jaren van hoop en geloof in zelfontplooiing. In die beginjaren zouden
leerlingen, mits goed begeleid, elkaar optrekken.
De weerstand was hevig.
Enerzijds van de hoger begaafden die liever niet zagen dat hun kroost afgeremd
werd door de geestelijk minder bedeelden. Anderzijds was er een hechte
samenwerking van leraren en bedrijfsleven tegen algemeen opleiden: Snel
klaarstomen voor de arbeidsmarkt met passende vaardigheden.
De tegenstand had een
vernietigende invloed op de ontwikkeling van het onderwijs. In plaats van het
afschieten van de middenschool en het goede overeind te houden – zo slecht was
dat ouderwetse onderwijs nu ook weer niet – kwam er een slap aftreksel waarin
leerlingen ogenschijnlijk langer bij elkaar bleven, maar in de praktijk nog
sneller gescheiden werden. In plaats van een gezamenlijk optrekken kwamen er
onderwijskolossen waarin een kwalijke scheiding van begaafde en minder begaafde
leerlingen hun plaats kreeg.
Afkortingen als VMBO
moesten dit een beetje verhullen, maar in de praktijk lag je toekomst vast als
je veroordeeld werd tot deze beginvorm van voortgezet onderwijs. Wie een beetje
kon leren en uit een goed milieu kwam was verzekerd van een snelle doorstroming
naar de oude opleidingen als havo en vwo, wie echt niet mee kon kwam in de
grote vergaarbak van het VMBO.
En in plaats van
leerlingen die elkaar in die belangrijke eerste onderwijsjaren vasthielden,
kwam er een scheiding op vroege leeftijd. Voor de ene groep een glanzende
toekomst met een mooie algemene opleiding, voor de andere een met de moede der
wanhoop steeds weer veranderend minimaal onderwijs en treurige vooruitzichten.
De leraren waren van
goede wil. Hier lag het niet aan. Maar helaas is het verkeren in scholen waar
louter moeizaam lerende kinderen verkeren niet bevorderlijk voor het geloof in
de mogelijkheden van die leerlingen. En zo kwam er een vicieuze cirkel waarin
leerlingen niet konden en leraren niet geloofden.
Vooral allochtone
kinderen en kinderen uit gedepriveerde milieus werden hier de dupe van. Niet
kijken wat leerlingen echt kunnen, maar genoegen nemen met wat ze oppervlakkig
gezien niet kunnen. Dat is een giftige cocktail. Een steeds diepere afgrond.
Tel daarbij op de matige
lerarenopleidingen – steeds lagere eisen aan de studenten - en het plaatje is
compleet. Wie het ongeluk had beoordeeld te worden op zijn afkomst en daardoor
in het VMBO bleef steken was meteen veroordeeld tot een leven in de marge.
Wie nog even mocht doorleren naar het MBO, en dat is de meerderheid, zal hier
net bovenuit komen. En het vooruitzicht is een middelmatig leven met een hooguit
modaal inkomen zonder werkelijk iets te betekenen voor de maatschappij, noch
voor zichzelf.
Maar ook de hoger
begaafden kregen niet wat ze verdienden. De aanhoudende druk richting nuttige
studies stuurde hen ook in een benepen richting, waarin de uitdaging ontbrak
alles uit je zelf te halen. En nu zitten we met de gebakken peren met een
falende democratie, gebrek aan innovatieve werknemers en een grote onderklasse,
gevoelig voor radicalisering. Er zijn mensen die zich diep moeten schamen.
Helaas zit dat er niet echt in. Daarvoor hebben ze het te goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten