woensdag 27 augustus 2014

De ontluistering zonder verbittering



‘Als het leven bedreigd wordt, toont het zich ontdaan van alles en treft het ons door de buitengewone eenvoud van zijn werking.’ Een krachtiger zin vind je niet vaak in romans.

De zin is te vinden op de eerste pagina van  de Russische in Frankrijk wonende Andreï Makine’s ‘Menselijke liefde’. Een boek zoals er slechts zelden een verschijnt. Het is niet die ene zin. Bijna elke zin treft je als een donderslag en laat je soms even ademloos achter. Soms poëtisch, soms al te prozaïsch maar altijd raak.

Voor mij was een Makine een onbekende schrijver. Tja, je kunt niet alle boekbesprekingen volgen. Dit boek verscheen in 2007 en werd toen sporadisch de hemel in geprezen. En dan komt onherroepelijk het moment dat je zo’n roman aantreft in de ramsj voor twee euro. Treurig, voor dit boek zeker.

Makine beschrijft indringend het relatief korte leven van de Angolees Elias Almeida. Het is de tijd waarin Angola zich bevrijdde van het koloniale juk van de Portugezen. Waarin Unita en MPLA prompt een burgeroorlog om de macht begonnen, een wrede oorlog waarvan we er nu zoveel kennen. Maar ook de  periode hierna van de bloedige oorlogen in Liberia en Sierra Leone en het einde van de Koude Oorlog.

Daar kun je verontwaardigde pamfletten over schrijven. Makine is in de huid van een beroepsrevolutionair gekropen en slaagt er op magistrale wijze in een beeld te schetsen van de drijfveren van de revolutionair en tevens van een eindeloze stoet van profiteurs van alle oorlogen. Urgent ook nu.

Het vangt aan op het moment dat de jonge Elias getuige is van hoe zijn moeder in een treurige hut wordt verkracht door Unita-milities en kapot wordt geschopt. Keer op keer komt het beeld terug in de roman van de vrouw wier sleutelbeen is kapot geschopt en als waardeloos lijk door insecten belaagd achter blijft.

Elias begint een lange strijd tegen die wreedheid. Ontroerend is zijn ervaring in het kamp van de revolutionairen waar vrouwen niet anders zijn dan neukmateriaal en geregeld komt het beeld van het gebroken sleutelbeen terug. Hij ondergaat een degelijke marxistische training door Russische infiltranten en raakt verzeild in trainingskampen op Cuba, wordt uitgezonden naar Moskou.

Daar maakt hij kennis met het onversneden racisme, wordt herhaaldelijk in elkaar geslagen. Maar hij ontmoet er ook Anna met haar geheim. Waar hij meereist naar het verre Siberië en daar mensen treft die kleurenblind zijn, die hem accepteren zoals zijzelf zijn: Door de maatschappij uitgekotste mensen, die niets te verliezen hebben dan hun liefde voor elkaar.

Makine verliest zijn idealen niet ondanks de ellende, de olie- en diamanthandelaren die de strijd in Afrika aanjagen, de wreedheid van stammenoorlogen, de ondergang van de Sovjet-Unie. Slechts het beeld van zijn moeders gebroken sleutelbeen en de ogen van Anna houden hem overeind. Hij blijft de beroepsrevolutionair, die uiteindelijk als oud vuil strandt in Mogadishu.

Dit alles beschreven door een Rus die een bijeenkomst bezoekt over een ‘duurzaam Afrika’, waar de ‘vetgenekte negers’ oeverloos zwammen en die daar in stilte herinneringen ophaalt aan zijn ontmoetingen met Elias. Tussen hulpverleners en blanke vrouwen met hun trofeeën in de vorm van jonge zwarte minnaars.


Het is een inktzwarte en voor alle beschrevenen ontluisterende roman en toch juist door de persoon van Elias hoopgevend is. Literatuur is juist door dit soort romans zoveel meer dan de non-fictie, die poogt de werkelijkheid te beschrijven. Hoe treurig dat dit boek in de ramsj ligt. Het verdient zoveel meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten