‘Als het leven bedreigd
wordt, toont het zich ontdaan van alles en treft het ons door de buitengewone
eenvoud van zijn werking.’ Een krachtiger zin vind je niet vaak in romans.
De zin is te vinden op de
eerste pagina van de Russische in
Frankrijk wonende Andreï Makine’s ‘Menselijke liefde’. Een boek zoals er
slechts zelden een verschijnt. Het is niet die ene zin. Bijna elke zin treft je
als een donderslag en laat je soms even ademloos achter. Soms poëtisch, soms al
te prozaïsch maar altijd raak.
Voor mij was een Makine
een onbekende schrijver. Tja, je kunt niet alle boekbesprekingen volgen. Dit
boek verscheen in 2007 en werd toen sporadisch de hemel in geprezen. En dan
komt onherroepelijk het moment dat je zo’n roman aantreft in de ramsj voor twee
euro. Treurig, voor dit boek zeker.
Makine beschrijft
indringend het relatief korte leven van de Angolees Elias Almeida. Het is de
tijd waarin Angola zich bevrijdde van het koloniale juk van de Portugezen.
Waarin Unita en MPLA prompt een burgeroorlog om de macht begonnen, een wrede
oorlog waarvan we er nu zoveel kennen. Maar ook de periode hierna van de bloedige oorlogen in Liberia en Sierra
Leone en het einde van de Koude Oorlog.
Daar kun je
verontwaardigde pamfletten over schrijven. Makine is in de huid van een
beroepsrevolutionair gekropen en slaagt er op magistrale wijze in een beeld te
schetsen van de drijfveren van de revolutionair en tevens van een eindeloze
stoet van profiteurs van alle oorlogen. Urgent ook nu.
Het vangt aan op het
moment dat de jonge Elias getuige is van hoe zijn moeder in een treurige hut wordt
verkracht door Unita-milities en kapot wordt geschopt. Keer op keer komt het
beeld terug in de roman van de vrouw wier sleutelbeen is kapot geschopt en als
waardeloos lijk door insecten belaagd achter blijft.
Elias begint een lange
strijd tegen die wreedheid. Ontroerend is zijn ervaring in het kamp van de
revolutionairen waar vrouwen niet anders zijn dan neukmateriaal en geregeld
komt het beeld van het gebroken sleutelbeen terug. Hij ondergaat een degelijke
marxistische training door Russische infiltranten en raakt verzeild in
trainingskampen op Cuba, wordt uitgezonden naar Moskou.
Daar maakt hij kennis met
het onversneden racisme, wordt herhaaldelijk in elkaar geslagen. Maar hij
ontmoet er ook Anna met haar geheim. Waar hij meereist naar het verre Siberië
en daar mensen treft die kleurenblind zijn, die hem accepteren zoals zijzelf
zijn: Door de maatschappij uitgekotste mensen, die niets te verliezen hebben
dan hun liefde voor elkaar.
Makine verliest zijn
idealen niet ondanks de ellende, de olie- en diamanthandelaren die de strijd in
Afrika aanjagen, de wreedheid van stammenoorlogen, de ondergang van de
Sovjet-Unie. Slechts het beeld van zijn moeders gebroken sleutelbeen en de ogen
van Anna houden hem overeind. Hij blijft de beroepsrevolutionair, die
uiteindelijk als oud vuil strandt in Mogadishu.
Dit alles beschreven door
een Rus die een bijeenkomst bezoekt over een ‘duurzaam Afrika’, waar de
‘vetgenekte negers’ oeverloos zwammen en die daar in stilte herinneringen
ophaalt aan zijn ontmoetingen met Elias. Tussen hulpverleners en blanke vrouwen
met hun trofeeën in de vorm van jonge zwarte minnaars.
Het is een inktzwarte en voor
alle beschrevenen ontluisterende roman en toch juist door de persoon van Elias
hoopgevend is. Literatuur is juist door dit soort romans zoveel meer dan de
non-fictie, die poogt de werkelijkheid te beschrijven. Hoe treurig dat dit boek
in de ramsj ligt. Het verdient zoveel meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten