maandag 3 november 2014

Onder gelijken is niet zo vanzelfsprekend

Nederland is een gesegregeerd land. In plaats van de verzuiling op basis van levensovertuiging is er nu een onderscheid in opleiding en afkomst. Hoger opgeleiden zoeken elkaar op en hebben weinig weet van de ook onder elkaar levende lager opgeleiden. Allochtonen en autochtonen hebben evenmin contact, maar leven en trouwen onder elkaar. Tenminste in meerderheid.

Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft dat vorige week maar weer eens onder de aandacht gebracht. We leven vrolijk langs elkaar heen, zo is de conclusie. Nou ja, vrolijk is misschien niet het goede woord. We kijken wat vreemd naar elkaar. Hoger opgeleiden willen nog wel eens met minachting kennis nemen van de bezigheden van lager opgeleide landgenoten. Van wat de allochtonen bezig houdt hebben autochtonen eigenlijk geen idee.

Zorgelijk, zo was het commentaar op de SCP-cijfers. Is het zorgelijk? Tja, daar waar een meerderheid van de bevolking tot de lager opgeleiden wordt gerekend en de beleidsbepalers vooral uit de hoger opgeleide klassen komen, heb je een probleempje. Als die meerderheid zich niet meer vertegenwoordigd voelt en daarmee niet gehoord heb je in potentie een zorgelijke situatie.

Maar dat het naast elkaar leven zorgelijk zou zijn, dat is een statement die enige nuancering behoeft. Het lijkt niet iets van alleen deze tijd. In de tijd van de verzuiling was er wellicht wel gelijkgestemdheid binnen de zuilen, maar dit wil niet zeggen dat hoger en lager opgeleid zo gezellig met elkaar optrok. Men zat wellicht naast elkaar in de kerkbanken, hoewel dat vooral na de oorlog het geval was. Voordien zaten de notabelen ook op de beste plaatsen. Maar goed, nog wel in dezelfde ruimte.

Het was ook net als nu ook een inkomensdingetje. Geld is gemunte vrijheid waarmee je je plaats in de maatschappij betaalt. En het is nu eenmaal zo dat een hogere opleiding een betere kans op een goed inkomen biedt dan een lage. Zolang mensen evenwel allen een redelijk bestaan hebben, lijkt het ook weer niet zo’n groot probleem als ze wat langs elkaar heen leven.           

Ik moest eraan denken tijdens een bezoek aan mijn demente moeder in haar nieuwe verblijf. Haar hele leven heeft ze toch onder de gegoede middenklasse geleefd. Wellicht niet de rijken, maar qua opleidingsniveau en belangstelling min of meer gelijken. Zelfs in de serviceflat waar ze de afgelopen twaalf jaar leefde was sprake van een zekere homogene bevolking.

Het kostte ietsje meer, maar dan heb je ook wat, zullen we maar zeggen. Kom je evenwel in een hulpbehoevende situatie dan telt je afkomst en opleiding niet meer. Dan zit je ineens tussen mensen waar je voorheen slechts op afstand mee te maken had. Alweer de vraag of dat erg is. Mwah, leuk is toch anders. Ook dementie heeft zo zijn klassengevoeligheid. Waar in haar oude verblijf het gevoel onder gelijken te zijn de overhand had, is er nu sprake van een versterkte vervreemding.

Je trekt elkaar nu eenmaal omhoog of omlaag, ook wanneer je gestaag in vergetelheid raakt. Natuurlijk is de vraag of wij kunnen begrijpen wat mensen voelen, wanneer hun geheugen gestaag oprolt en het dagelijks leven hen weinig meer zegt. Toch heb je het gevoel dat het ontbreken van gelijkgestemden het proces van achteruitgang versnelt. Daar helpen de geweldige zorgverleners niet echt tegen.


Je hebt elkaar toch al weinig te vertellen in de Pinteriaanse gesprekken die hier doorgaans overheersen, maar ergens heb je het gevoel dat de herkenning van elkaars leefwereld of het ontbreken hiervan invloed heeft. Je doet er weinig tegen, tenzij je natuurlijk zoveel geld hebt dat je weer helemaal onder gelijken kunt verkeren. Eerlijk is het niet, maar wie heeft ooit gezegd dat het leven eerlijk moet zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten