Daar is ie dan weer, Jan
Arends. Terug gehaald uit een bijna vergetelheid. Plots staan er weer hele
stukken over de verloren poëet in kranten en wordt er op televisie over hem gepraat. Nu al weer veertig jaar geleden uit een
zolderraampje in Amsterdam gesprongen. Zulks
brengt oude herinneringen boven, want voor alles is Jan Arend een dichter voor
jonge mensen, die onzeker aan het begin van het leven staan.
Dan ben je het meest
vatbaar voor de noodlotsdichterij van Arends. Nu was ik wat laat met die
bewondering voor de dichter/schrijver. In het gezelschap van vrienden die ook
nog niet zo zeker wisten wat de toekomst zou brengen. Het waren tenslotte de
beginjaren tachtig. Het was crisis en als je nog geen baan had, was het
allerminst zeker dat dit op korte termijn het geval zou zijn.
Nog geen vaste relatie,
kortom een hoogst onzekere periode. En dan slaat zo’n zwartgallige dichter wel
aan. Zeker na het genot van de nodige spiritualiën, of liever nog de ochtend
erna, was je helemaal in de stemming voor de aller-donkerste gedachten. Een
beetje Tom Waits er bij aan en elkaar de put in praten met treurige citaten van
Jan Arends, afgewisseld met lezen van Malcolm Lowry.
Het is ook geen schrijver
van een bepaalde tijdsspanne. Nee, het gedachtegoed is aantrekkelijk voor
onzekere en sombere jongeren van alle tijden. Dat maakt de adoratie die je nu
ziet bij redelijk succesvolle types als Arie Boomstra een beetje verdacht. Hoe
mooi ze er ook over kunnen vertellen. Het wringt een beetje. Het past niet.
Natuurlijk droomde je er
in die jaren van ook zulke prachtige kale en sombere gedichten te schrijven.
Dit zat er helaas niet in. Schrijven lukte nog wel, maar zo kaal, nee dat wilde
niet. De eerste schreden op het pad van de journalistiek werden gezet bij het
inmiddels ter ziele gegane Friestalige weekblad Frysk en Frij met de
alleraardigste hoofdredacteur Henk de Boer, die de opdracht verstrekte overal
over te schrijven, als het maar in het Fries was.
Dus durfde je het wel aan
Jan Arends het onderwerp van een artikel te maken en was hij niet
reclameschrijver geweest in Leeuwarden? De stoute schoenen aangetrokken en
aangeklopt bij het betreffende reclamebureau. Na enige aarzeling wist de baas
nog wel iemand te vinden, die Arends had meegemaakt. Nu is een reclamebureau
doorgaans ook een verzameling optimistische en doorgaans vrolijke types, dus
daar viel Arends nogal uit de toon.
De betreffende man wist
te vertellen, dat de dichter een eigen kamertje had. Zijn collega’s vonden de
dichter nogal stinken en verkeerden liever niet in dezelfde ruimte. ,,Het was
een eenzame trieste man, die niet goed op zich zelf kon passen’’, herinnerde
hij zich. En dat beeld past wel bij alles wat er over Arends was geschreven.
Hij dook in een lade en daar kwam een van zijn schatten, die hij trots toonde:
Een prachtfoto van Jan Arends in zijn eenzame kamertje in zijn bekende pose.
Het kostte enige
overredingskracht van mijn kant de foto mee te krijgen als illustratie bij het
artikel. Het kostbare kleinood werd in een harde envelop gestopt en trots toog
ik terug naar de redactie. Het artikel was snel geschreven en de collega’s
vonden het mooi. Het werd een mooie herinnering aan de begintijd, die iedere
journalist wel met zich meedraagt. Als je in de boekenkast weer eens een boek
van Jan Arends zag, kwam die herinnering weer even op.
Grappig genoeg stond in
het notenapparaat bij de biografie die Nico Keuning schreef over Jan Arends,
daar toch weer dat ene artikel in het Fries van mijn hand. Ergens komt er dan
iets van trots bij je op. Niet dat je als een haas alle gedichten en
schrijfsels van hem weer ter hand neemt. Die tijd heb je toch te ver achter je
gelaten en het past niet meer zo bij je. Maar de trots blijft. Helaas kan ik de
foto niet meer terug vinden en ook het betreffende artikel niet meer. Daarvoor
moet ik weer in de archieven sneupen en zo groot is de ijdelheid nu ook weer
niet. Het feit dat je vermeld staat in een biografie is voldoende voor mijn
ego.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten