Het is niet eerlijk verdeeld in de wereld. De bewoners van de binnensteden van Amsterdam, Parijs, Barcelona klagen steen en been over de horden toeristen. Ze maken er het wonen toch minder prettig. Onderwijl doet een provinciestad als Leeuwarden er alles aan, om maar zoveel mogelijk toeristen te trekken.
Op het internet
circuleert een fotoserie waarin alle wereldwonderen, zoals de Chinese Muur,
getoond worden in pure vorm. Daarnaast prijkt een foto van de werkelijkheid: de
Muur overspoelt door toeristen. Hetzelfde geldt voor het beroemde Copacabana
van Rio de Janeiro. Noem maar op.
Het verdriet van
de provinciesteden is dat er zo’n doordeweekse dag een kanon afgeschoten kan
worden door de hoofdstraat. Wat de bestuurderen ook bedenken, het blijft
doorgaans een dode boel. Die toeristen uit de hoofdstad zien er weinig heil in
om anderhalf uur in de trein te zitten om zo’n vaak fraaie provinciestad te
aanschouwen. Ze komen voor de Nachtwacht, de Mona Lisa, de Toren van Pisa, de
billen van Copabacana.
Daar kun je niet
tegenop met het geboortehuis van Mata Hari. Nu heeft Leeuwarden plots een
enorme voorsprong op andere provinciesteden, want de stad is verkozen tot
Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. De natte droom van al die bestuurders.
Laat ze maar komen, die massa’s toeristen. Wij zeuren niet over lawaaierige
rolkoffertjes op weg naar Airbenb-adresjes.
Dat is
opmerkelijk. Inmiddels begint alom het besef in te dalen, dat onbeperkt
toerisme het leefklimaat in binnensteden behoorlijk bederft. Nieuwe burgemeesters
als Ada Colau in Barcelona doen er veel aan, de massastroom aan banden te
leggen. Ze ondervindt opmerkelijk weinig tegenwerking van de commercie en is
populair bij de binnenstadsbewoners.
Nu zou je
verwachten dat je bij de uitverkiezing tot Culturele Hoofdstad een lichte
bescheidenheid aan de dag legt. Met in het achterhoofd de nadelen van het
massatoerisme, zou je de nadruk kunnen leggen op de geneugten van een mooie
oude binnenstad, waar je op elke dag nog aangenaam kunt wandelen.
Waar de musea soms verrassende kleine exposities hebben, waar je rustig van kunt
genieten. Waar je kunt wandelen langs het geboortehuis van Mata Hari zonder in
de rij te staan. Dit ideaalbeeld lijkt de bestuurderen niet voor ogen te staan.
Gedeputeerde Sietske Poepjes heeft al laten weten, dat het streven is volgend
jaar zoveel mogelijk toeristen te trekken. Er moet geld in het laatje komen
tenslotte.
En dit alles natuurlijk niet voor een jaar, maar ook na 2018. Het moet dan
niet ineen storten met de bezoekersaantallen. Ze moeten in grote stromen de
Nieuwstad blijven verstoppen. Dat is succes. In de rij bij het Fries Museum
zoals bij de blockbuster Alma Tadema.
Onderwijl zien we het nu de Prinsentuin aangenaam levendig worden met bootjes
langs de oever. Die watertoeristen komen in redelijke aantallen steeds vaker
naar de binnenstad. Ze vullen het gat, wanneer de duizenden
studenten huiswaarts zijn, of ondergedompeld in een wereldstad natuurlijk. Dat
is nu een mooi voorbeeld van groei in aantrekkingskracht zonder overlast.
Gelukkig zal Leeuwarden nooit de aantallen trekken, die het centrum van
Amsterdam verstoppen. Dat jaar van de Culturele Hoofdstad zal ongetwijfeld een flink aantal extra belangstellenden trekken. Ze zullen genieten van de aangeboden
geneugten en met een beetje geluk de provincie ook nog ingaan.
De grootste kans, dat ze nog eens terug komen is wanneer ze zich Friesland
herinneren als een provincie waar het aangenaam vertoeven is met een bijzonder
cultureel aanbod. Cultuur met een grote C of K op zijn Fries. Een beetje wars
van de massa. Maar wel bijzonder en niet zo commercieel.
Poepjes moet er vast niet aan denken. Dat levert onvoldoende centjes op.
Zij wil de massa. Laten we nu eens hopen dat haar opzet mislukt en dat de
Culturele Hoofdstad een geweldig succes wordt. Zonder winst, maar daar komen we
wel overheen. Cultureel moet de provincie indruk maken. Niet met de massa toeristen en volle straten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten