zaterdag 10 oktober 2015

Pek en veren voor de adviseur




Als je werkt in de adviserende sector moet je zo nu en dan iets geheel nieuws bedenken. Of stelen natuurlijk van een niet al te bekende bron. Het houdt je in de picture zullen we maar zeggen. Soms komt zo’n adviesbureau met een ideetje, je leest er iets over en vooral verbaas je je over de onzin. Dan zoek je het later nog eens op en kan je het niet vinden. Toch maar even samenvatten wat ik me ervan herinner.

Op zijn minst even veel werknemers hebben last van bore-dom als van een burn-out. Bore-dom komt natuurlijk van verveling, zoals alles in die sector uit het Angel-Saksisch taalgebied komt. Het idee is dat mensen zich in hun werk vervelen en tot niets meer komen.

Dat ligt hem, zo heb ik begrepen, aan die mensen zelf. Ze zakken weg, er komt niets meer uit en ze willen eigenlijk ook niets meer. Een beetje blaming the victim. Maar goed, er is hoop want de consultant weet wat er moet gebeuren. De zich vervelende werknemer moet uit zijn comfort-zone gehaald worden. 

Want daar ligt het aan, meen ik te begrijpen. Beetje vreemd natuurlijk. Comfort-zone is toch iets positiefs zou je zeggen, maar vooruit. We blijven onze consultant maar even volgen. Want in zijn ogen is verveling iets slechts. Daar kan niets goeds uit komen.

Daar verlies ik het betoog een beetje. Mensen die zich in hun baan vervelen, en ik ben bang dat dit er heel veel zijn, hebben gewoon geen inspirerend werk. Verveling is dan op zich wel goed, want het kan leiden tot enige bezinning over zijn of haar werkzaamheden.

Een beetje werkgever die opmerkt dat een van de hem toevertrouwden zich verveelt, zou eens kunnen zien of hij de werkzaamheden iets uitdagender kan maken, of een compensatie voor de ondraaglijke saaiheid van veel werk kan bieden. Dat zou onze consultant dus naar voren kunnen brengen.

Bovendien is verveling niet altijd een negatieve toestand. Als je je maar lang genoeg verveelt, komt er vanzelf wel een idee om uit die toestand te komen. Als journalist weet ik daar voldoende van. In het nog niet zo verre verleden waren voorlichters bijvoorbeeld nergens zo bang voor als zich vervelende verslaggevers.

Ergens staat me bij dat in die begintijd van mijn loopbaan wij ideeën hadden over grote verhalen die er iets toe zouden doen. Die de wereld ietsje beter zouden kunnen maken. De krant was daar een mooi vehikel voor. De werkelijkheid was natuurlijk anders. Veel werk was routine en veelal slaapverwekkend saai. En toch kwamen er dan ideeën op, die leidden tot mooie verhalen. Mits leidinggevenden de mensen maar met rust lieten. Een tijdje geen leuk nieuws? Te veel computerspelletjes?Ach, komt wel weer. Zo iets dus.

De laatste jaren veranderde dat. Niet in de laatste plaats door de jongere verslaggevers die graag leiding wilden en inspiratie. En nog altijd herinner ik mij de verbazing toen twee jonge collega’s voor een vergadering een gloeiend betoog hielden voor meer aandacht voor laten we het de BN’ers van televisiekijkend Nederland noemen.

Ik viel bijna van mijn stoel van het lachen, tot ik merkte dat de zaal het serieus nam en de hoofdredactie het idee dankbaar omhelsde. Maar vooruit, jeugdige overmoed zullen we maar denken. Toen de krant in zwaar weer kwam door megalomane directeuren en afhakende lezers en adverteerders, kwamen er nieuwe leiders.

Die hadden weinig op met journalisten die broedden op mooie verhalen. Aan het werk en elke dag even vertellen wat er gedaan zou worden. Niks geen verveling meer. En het moest vooral leuk zijn. De krant werd er niet beter door. Hooguit mis je de echt boeiende verhalen een beetje, het is soms een beetje te veel tralala, maar voor de rest is het niet beter of slechter dan voorheen.


Wel hoor je bij ontmoetingen met oud-collega’s dat veel van hen uit hun ‘comfort-zone’ zijn gehaald. Gelukkiger zijn ze er niet van geworden. De consultant die het de leiding ongetwijfeld heeft geadviseerd vast wel en in ieder geval rijker. Waar is het pek, waar zijn de veren?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten