Arnon Grunberg is
geschrokken van zijn contact met studenten bij de acties tegen het
‘rendementsdenken’. Hij mist de wens tot academische vorming. Studeren is meer
een lifestyle-dingetje geworden en met een beetje geluk uitzicht op de beter
betaalde banen. Eigenlijk denken die studenten net zo goed in rendement.
Het is een herkenbaar
beeld. De massa’s die nu de poort van de Alma Matar passeren zijn zelden jonge mensen op zoek naar intellectuele uitdaging. Eerlijk gezegd is het echt zoeken
naar jongeren die met hooggespannen verwachtingen de universiteit ingaan. Daar
zullen ze antwoorden krijgen, vorming op wetenschappelijk niveau, de basis voor
een speurtocht die een leven zal duren.
Waarschijnlijk heb ik er
meer ontmoet, dan de gemiddelde Nederlander, doordat ik op zoek was naar
geïnspireerde onderzoekers, veelal in de bêta-hoek en bezig met een
promotieonderzoek. Maar in het dagelijks leven merk je eigenlijk alleen dat
iemand academische vorming heeft ondergaan, als toevallig de opleiding ter
sprake komt. De tijd van melding van een academische titel op je visitekaartje
is allang voorbij.
Het is een plezierige
tijd geworden, vergelijkbaar zoals vroeger de dienstplicht voor sommige mannen
aan het begin van een verder betekenisloos leven. Een voorbereiding op een
loopbaan waarin een netwerk van gelijkgestemden met gelijke opleiding er wel
voor zorgt dat je vrij probleemloos en aangenaam beloond door het leven stoomt.
Ergens in de jaren
zeventig waren het de hbo’ers die in die positie zaten. De enkele academicus die
je tegenkwam, was veelal afkomstig uit een andere klasse en soms echt
geïnteresseerd in een wetenschappelijke loopbaan. Het hbo was voor de rest die
intelligent genoeg was om hoger onderwijs te volgen.
Of de universiteit
gemakkelijk geworden is, weet ik niet. Wel dat op een gegeven moment het hbo
uit de gratie raakte en academisch onderwijs een absolute eis werd voor banen
waarvan ik me wel eens afvroeg, wat een wetenschappelijke achtergrond daarmee
te maken had. Om je heen zag je kinderen waar je nooit enige echte
wetenschappelijk nieuwsgierigheid had bemerkt plots student zijn.
Natuurlijk meestal in
studies als bedrijfskunde, rechten en andere nieuwere opleidingen. Bij bezoeken
aan universiteiten werd je omringd door hordes jongens en meisjes waar je evenmin
de drang tot onderzoek voelde. Niet veel anders dan op een gemiddelde
hbo-opleiding. Iedereen naar de universiteit en de afvallers naar het hbo, zo
ongeveer. En wie echt niet kan studeren rest het middelbare beroepsonderwijs
met een karig bestaan als voorland.
In mijn werk zag ik ze
oprukken. De academici werkten de minder opgeleiden eruit. Imposante curricula
met postdoctorale opleidingen. Maar echt het gevoel dat hier mensen
binnenkwamen, die zoveel meer begeestering hadden en zoveel breder gevormd, nou
nee. Ja, in de laboratoria trof je de academische sfeer, het enthousiasme, de
nieuwsgierigheid.
En heel gek, ook in het
nieuwe hbo. Daar begon het te bruisen. Misschien omdat de jongeren die hier
binnen komen een duidelijker doel voor ogen hebben dan alleen maar een
goedbetaalde baan. In ieder geval merk je daar wel dat enthousiasme wat je
verwacht op een universiteit. Zij het op een iets concreter niveau dan in het
genoemde lab.
Moeten we daarom de
studenten die nu te hoop lopen tegen het ‘rendementsdenken’ niet al te serieus
nemen? Want over tien jaar zijn het de managers, die het rendement doorvoeren
en aangename beroepen naar de knoppen helpen. Of is er echt iets aan het
veranderen en hebben deze studenten er genoeg van en willen ze echt iets leren en
gevormd worden? Stiekem hoop je het. Maar vooralsnog ben ik bang dat Grunberg
gelijk heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten