Het was even een item op
het journaal: Verwarde lieden met een psychiatrische aandoening lopen verward
rond op straat en onderwijl stoten psychiatrische ziekenhuizen bedden af.
Verzekeraars staan nog niet in de rij om verwarde mensen voldoende ambulante hulp
te bieden. Het is het voorlopige einde van een geschiedenis waaraan ik ooit even
heb geroken.
Het was in een periode
tussen opleidingen dat ik in de zomervakantie een tijdelijk baantje kreeg in
het psychiatrisch ziekenhuis in Franeker. Toen heette het nog het gekkenhuis in
de volksmond en niet helemaal onterecht. Althans op de gesloten afdeling waar
ik mocht werken.
Hopeloze gevallen,
voormalig moordenaars, verkrachters, alles liep er rond. Het ontbijt klaarmaken
vroeg enige aandacht. Een patiënt mocht bijvoorbeeld geen stenen voorwerpen in
het zicht krijgen. Een bloempot in de vensterbank – toch zo aardig in de lege
zaal - ontsnapte niet aan zijn aandacht en zeilde binnen een minuut door de kamer.
Ik kon het soms niet laten zo’n potje te laten staan. Maar de wandelingen door
de idyllische tuin waren zo aangenaam.
Er was een man met een
enorme kinnebakkes die gevoerd diende te worden. Snel vijf scheppen pap
inlepelen en wachten tot hij het doorslikte, zo ongeveer. Erg respectvol was
het allemaal niet, maar goed het was dan ook een hopeloze afdeling waar de
aanwezigen flink gedrogeerd nog redelijk ongevaarlijk rond konden lopen.
Daarnaast werkte ik ook
even op de afdeling waar mensen net binnenkwamen. Een doorgedraaide alcoholist,
een erg mooi meisje dat gepoogd had zelfmoord te plegen en een tijdje zwaar
onder de medicijnen tot rust werd gebracht. Het was een heel andere ervaring,
harder en dieper rakend.
Het waren andere tijden.
De anti-psychiatrie kwam op. Was niet iedereen een beetje gek? Een goede vriend
– ook niet helemaal sporend – was daar helemaal door geobsedeerd. Samen gingen
we op bezoek bij de zus van zijn vriendin die opgenomen was in de inrichting
van Limmen. Het fascineerde ons, een soort adolescente romantiek en flirtage
met gekte.
Het mooiste van mijn
korte psychiatriewerkzaamheid was het jaarlijkse tuinfeest. Uren kon ik staren
naar de draaimolen waar de patiënten rondje na rondje draaiden. Het had iets
aandoenlijks en ook vreedzaams. Ik was er gek op en heb nog altijd wat met echt
ouderwetse draaimolens. Liefst met een draaiorgel. Toen ik later als journalist
wel eens een weekenddienst moest draaien in de zomerperiode, was ik er als de
kippen bij om mij te melden voor het tuinfeest.
Maar het verval had al in
gezet. De gedachte dat mensen met een draadje los niet opgesloten dienden te
worden, maar gewoon in de maatschappij moesten functioneren vatte meer en meer
post. En ik dacht aan de man die ik Franeker zag rondlopen, die ik kende uit
Leeuwarden waar hij geregeld met de bus meereed of het verkeer regelde. Hij was
opgenomen omdat zijn ouders dood waren en hij geen thuis meer had. Hij leek me
heel tevreden. Maar ergens dacht ik toch ook wel dat het een gemis voor
Leeuwarden was.
Het was natuurlijk ook
wel een tijd waarin iedere vorm van afwijkend gedrag als een kritische houding
ten opzichte van de maatschappij werd gezien. We lazen allemaal ‘Wie is van
Hout’ van Jan Foudraine. En in Den Dolder was er een heel gedoe rond de
alternatieve aanpak van de patiënten, die uiteindelijk resulteerde in
ontruiming.
Langzaam werd het normaal
om mensen die in de war raakten een tijdje op te nemen en zo snel mogelijk weer
in de maatschappij los te laten. Dat had ook zo zijn nadelen. Die verwarde
mensen veroorzaakten soms nogal wat ellende in een gewone woonbuurt.
Lawaaioverlast, drankzucht, drugsgebruik.
De realiteit bleek
hardnekkiger dan het ideaal. Het was de prijs die we betaalden voor de
normalisatie van psychische afwijkingen. En zo lang er nog psychiatrische
afdelingen bij gewone ziekenhuizen en gespecialiseerde ziekenhuizen als
Franeker waren, was een noodopname nog altijd mogelijk. Maar alleen als het
helemaal de spuigaten uitliep en dat was nog soms later dan omwonenden
plezierig vonden.
Mijn vriend volgde een
studie psychologie, werd succesvol assessment-psycholoog tot hij bij
uitbreiding van zijn bureau volledig doordraaide. Hij verdween daarna geheel
van de radar. De herinnering aan de tuinfeest kwam in volle hevigheid nog een
keer terug bij het zien van de video van Spinvis’ prachtige lied ‘Wespen op de
appeltaart’.
En nu zijn we
doorgeslagen. Verwarde patiënten vormen een gevaar voor zichzelf en de
maatschappij in hun zo gewone woonomgeving. En de psychiatrie heeft onvoldoende
bedden en evenmin ambulante opvang. Het is goedkoper zo, heb ik begrepen. Iets
met marktwerking. Het is wellicht tijd Franeker weer in ere te herstellen.
Groot Lankum is er nog.
Gewoon weer een echt
gekkenhuis, oh nee, dat mocht toen ook al niet meer gezegd. Een psychiatrisch
ziekenhuis in een idyllische omgeving en dat is Groot Lankum nog steeds. Het
mag best wat kosten. Alleen de machinisten van het spoor langs Franeker zullen
het minder leuk vinden. Dat vonden ze toen ook al niet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten