maandag 14 maart 2016

Het bedrieglijke eerste ei





Het is het mooie van Friesland. We kunnen het hele land voor de gek houden en mooier nog onszelf ook. Het bewijs ligt in het aloude aaisykjen. Rechters kunnen het verbieden, natuurorganisaties ertegen strijden en wetenschappers alle argumenten ervoor onderuit schoffelen, het maakt niet uit. Het is de Friese cultuur. Vertelt het journaal ons en vertellen wij het journaal en onszelf.

Soms is het net even te veel om te geloven. Doorgaans zijn de vinders van eieren lieden die door het weiland strompelen, de blik scherp, de oren gespitst. Meestal gekleed in zo’n oude nato-jas uit de dumpstore, een oude pet op en gezien de toestand van het land in deze tijd van het jaar op laarzen. En niet te vergeten een polsstok over de schouder.

Het is het oude beeld dat ik me nog wel herinner uit de tijd dat ik bij mijn beppe logeerde en de eierzoekers door de toen nog van greppels voorziene weiden zag lopen. Lopen is misschien niet het goede woord. Het is een specifieke gang waar wij als stadse jochies met verbazing naar keken. Oneerbiedig dachten we aan strompelen, maar het was natuurlijk een efficiënte manier van lopen door drassig – toen nog veel drassiger – land.

De gezichten onder de pet waren veelal getekend door het weer. Typische gezichten van mensen die door weer en wind hun werk buiten deden. De jongeren hadden van die typische pluizige haardossen onder de pet. Eenmaal per week gewassen met zeep. Maar zonder uitzondering gehoorzamend aan de Friese traditie.

En het was een mooie traditie, laten we eerlijk zijn. Ik was er niet goed in. Slechts een keer een eitje gevonden, dat thuis met hoongelach werd ontvangen. Hetgeen ik blozend van schaamte begreep, toen het gebroken werd en een ontzettende stank ons tegemoet kwam. Het was er eentje van het vorig jaar.

Tijden zijn veranderd. Waar toen de kieviten in tien- zo niet honderdtallen boven de weilanden van mijn jeugd zweefden is het nu stil geworden. De kievit heeft er door de moderne melkveehouderij weinig meer te zoeken. De regen heeft de weide genoeg doorweekt om de mestinfecteurs nog even uit het land te houden, maar een dezer dagen zal Nederland weer zuchten onder een walm van stank, die op geen manier lijkt op wat wij roken als er mest werd uitgereden.

Dus is de kievit nu een bedreigde vogel en is het eierrapen verboden. Dit tot woede van Friezen die de nieuwe tijd niet hebben kunnen bijhouden. Ze hebben nu hun voorman gevonden in Rendert Algra, die niet helemaal gelukte CDA-politicus, maar vooruit hij mag in het journaal iets zeggen over nieuw wetenschappelijk bewijs ten faveure van het aaisykjen.

En warempel verscheen daar ook de aloude Hans Wiegel. Op de hem vertrouwde wijze wist hij zowel de tegenstanders als de fervente eierrapers voor hem in te nemen. Tja, dat nu een van zijn opvolgers als commissaris van de koning naar het weiland gaat om het eerste eitje te bekijken zonder het mee te nemen. Leuk hoor, maar je weet pas of het echt is als je het hebt gelotterd. Mijn eitje was ongetwijfeld door het ijs gezakt.

Het zette me toch aan het denken. Wat ooit een mooie traditie was, is nu een toneelstukje voor stedelingen met een romantisch beeld van het platteland, terwijl de echte eierraper knarsetandend toekijkt. Zou Wiegel gelijk hebben, dacht ik even. Is het nep?


Wie even het beeld van de oude ‘aaisiker’ in gedachten neemt en dan nu de beelden van het eerste Friese ei van dit jaar in ogenschouw neemt zal merken dat de twijfel hem of haar bekruipt. Hoezo de ruige man met nato-jack en gelaarsd en bepet? Nee, een jonge mooie vrouw die keurig, wel sportief hoor, het bestoppelde maïsveld betreedt. Er klopt veel niet aan dat plaatje. Wiegel heeft gelijk, dat eitje is niet gelotterd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten