Het is het mooie van
Friesland. We kunnen het hele land voor de gek houden en mooier nog onszelf
ook. Het bewijs ligt in het aloude aaisykjen. Rechters kunnen het verbieden,
natuurorganisaties ertegen strijden en wetenschappers alle argumenten ervoor
onderuit schoffelen, het maakt niet uit. Het is de Friese cultuur. Vertelt het
journaal ons en vertellen wij het journaal en onszelf.
Soms is het net even te
veel om te geloven. Doorgaans zijn de vinders van eieren lieden die door het
weiland strompelen, de blik scherp, de oren gespitst. Meestal gekleed in zo’n
oude nato-jas uit de dumpstore, een oude pet op en gezien de toestand van het
land in deze tijd van het jaar op laarzen. En niet te vergeten een polsstok over
de schouder.
Het is het oude beeld dat
ik me nog wel herinner uit de tijd dat ik bij mijn beppe logeerde en de
eierzoekers door de toen nog van greppels voorziene weiden zag lopen. Lopen is
misschien niet het goede woord. Het is een specifieke gang waar wij als stadse
jochies met verbazing naar keken. Oneerbiedig dachten we aan strompelen, maar
het was natuurlijk een efficiënte manier van lopen door drassig – toen nog veel
drassiger – land.
De gezichten onder de pet
waren veelal getekend door het weer. Typische gezichten van mensen die door
weer en wind hun werk buiten deden. De jongeren hadden van die typische
pluizige haardossen onder de pet. Eenmaal per week gewassen met zeep. Maar
zonder uitzondering gehoorzamend aan de Friese traditie.
En het was een mooie
traditie, laten we eerlijk zijn. Ik was er niet goed in. Slechts een keer een
eitje gevonden, dat thuis met hoongelach werd ontvangen. Hetgeen ik blozend van
schaamte begreep, toen het gebroken werd en een ontzettende stank ons tegemoet
kwam. Het was er eentje van het vorig jaar.
Tijden zijn veranderd.
Waar toen de kieviten in tien- zo niet honderdtallen boven de weilanden van
mijn jeugd zweefden is het nu stil geworden. De kievit heeft er door de moderne
melkveehouderij weinig meer te zoeken. De regen heeft de weide genoeg doorweekt
om de mestinfecteurs nog even uit het land te houden, maar een dezer dagen zal
Nederland weer zuchten onder een walm van stank, die op geen manier lijkt op
wat wij roken als er mest werd uitgereden.
Dus is de kievit nu een
bedreigde vogel en is het eierrapen verboden. Dit tot woede van Friezen die de
nieuwe tijd niet hebben kunnen bijhouden. Ze hebben nu hun voorman gevonden in
Rendert Algra, die niet helemaal gelukte CDA-politicus, maar vooruit hij mag in
het journaal iets zeggen over nieuw wetenschappelijk bewijs ten faveure van het
aaisykjen.
En warempel verscheen
daar ook de aloude Hans Wiegel. Op de hem vertrouwde wijze wist hij zowel de
tegenstanders als de fervente eierrapers voor hem in te nemen. Tja, dat nu een
van zijn opvolgers als commissaris van de koning naar het weiland gaat om het
eerste eitje te bekijken zonder het mee te nemen. Leuk hoor, maar je weet pas
of het echt is als je het hebt gelotterd. Mijn eitje was ongetwijfeld door het
ijs gezakt.
Het zette me toch aan het
denken. Wat ooit een mooie traditie was, is nu een toneelstukje voor
stedelingen met een romantisch beeld van het platteland, terwijl de echte
eierraper knarsetandend toekijkt. Zou Wiegel gelijk hebben, dacht ik even. Is
het nep?
Wie even het beeld van de
oude ‘aaisiker’ in gedachten neemt en dan nu de beelden van het eerste Friese
ei van dit jaar in ogenschouw neemt zal merken dat de twijfel hem of haar
bekruipt. Hoezo de ruige man met nato-jack en gelaarsd en bepet? Nee, een jonge mooie vrouw die keurig, wel sportief hoor, het bestoppelde maïsveld betreedt. Er klopt
veel niet aan dat plaatje. Wiegel heeft gelijk, dat eitje is niet gelotterd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten