Nationale
overheden kunnen zich beter niet bemoeien met taalgrenzen, zo leert de
geschiedenis. Maar waar de taalgrens niet samenvalt met de natiegrens ligt het
conflict altijd op de loer wanneer een regionale meerderheid zich benadeeld
voelt door de nationale overheid. Dat zien we nu in Spanje.
Grenzen zijn
ineens weer een begrip. Waar we de afgelopen jaren amper meer iets merkten van
grenzen binnen de Schengen-zone zijn ze nu weer terug. Dat is natuurlijk niet
zo erg in het deel van Europa waar de grenzen na eeuwen van oorlogen veelal
samenvallen met natuurlijke en meestal ook taalgrenzen. Daar is een grens meer
een administratief gegeven waaraan niemand twijfelt.
Zo valt de
taalgrens van Friesland redelijk samen met provinciegrens om maar eens voorbeeld
dichtbij huis te noemen. Dat voorkomt gedoe. Iets verder weg zie je dat bij de
zuiderburen, waar de taalgrens dwars door het land loopt en niet zo
zeer samenvalt met natuurlijke en culturele grenzen. Vooral daar waar die grens
aan verandering onderhevig is, zoals rond Brussel, begint het gedonder.
Dat heeft
natuurlijk alles te maken hoe overheden omgaan met de culturele eigenheden van
een regio. De Nederlandse overheid heeft de Friese eigenheid ingekapseld door
het Fries als tweede rijkstaal te erkennen. De nationale overheid legt de
provincie op dit gebied geen strobreed in de weg. Waarmee eventueel opvlammend nationalisme kansloos is.
Behoudens enkelen die de provincie het liefst geheel zelfstandig zouden zien, vindt
een afscheidingsbeweging hier amper weerklank. Daar zouden andere Europese
landen een voorbeeld aan kunnen nemen. België is een geval apart, eigenlijk een
beetje kunstmatig land tussen Nederland en Frankrijk. Was het in vorige eeuwen
bij die landen ingedeeld, was een hoop gedoe voorkomen.
De grote Europese
landen als Duitsland en Frankrijk hebben niet zoveel last van taalgrenzen
binnen de landsgrenzen. Er zijn natuurlijk wel regio’s met een eigen
taalgebruik, maar omdat die met rust worden gelaten is dat zelfs in een
centralistisch geleid land als Frankrijk redelijk probleemloos.
Spanje
daarentegen is taaltechnisch gezien zeker niet de eenheid, die de nationale met de
natuurlijke grens van de Pyreneeën samenvallende eenheid suggereert.
Conservatieve krachten willen dat wel graag geloven, het liefst in beton
gegoten. Wanneer die aan de macht zijn, zoals nu, kun je er donder op zeggen
dat er stemmen opgaan de staat op te breken.
Zoals de Barcelonese
econoom Oriol Amat het enige jaren terug uitdrukte: In Catalonië zijn twee
dingen heilig: De taal en het geld. Kom je niet aan die twee dingen, dan is een
meerderheid wel te vinden voor een veilig bestaan binnen de Spaanse grenzen.
Zodra je aan de taalvrijheid gaat morrelen wordt die meerderheid een
minderheid. Dat is exact wat de huidige regering de afgelopen jaren heeft
gedaan. En dan wordt de regio ook financieel nog eens kort gehouden.
Dan hoef je niet
verbaasd te zijn als in zo’n regio stemmen opgaan maar afscheid te nemen van
Spanje. Ongetwijfeld weet de centrale overheid dit wel, maar de conservatieve
regering van de Volkspartij (PP) kent ook de verhoudingen in het land. In de
rest van Spanje zijn de Catalanen niet zo populair, dus valt er iets voor te
zeggen om uit electoraal oogpunt Catalonië een beetje af te knijpen.
Het is evenwel
spelen met vuur in een relatief jonge democratie waar een groot deel van de
bevolking de dictatuur van Franco nog aan den lijve heeft gevoeld. Zeker de Catalanen werden hard
aangepakt door het Franco-regiem en dat zijn ze er niet vergeten. Vooral onder latere
linkse regeringen kregen ze meer zeggenschap en kon het Catalaans weer
terugkomen als voertaal tot op de universiteiten toe. En dat laten ze zich nu
niet meer afpakken.
Dus is de
meerderheid nu voor afscheiding van Spanje. En dit keer lijkt het erop, dat ze
het serieus menen. Daar schrikt de regering dan weer van en begint van de
weeromstuit met een angstzaai campagne. Zolang er geen wapengekletter aan te
pas komt, zou Europa zich hier niet mee moeten bemoeien. Helaas doet het dat
wel.
Een zelfstandig
Catalonië komt niet in aanmerking voor lidmaatschap van de EU, zo laat Brussel
weten, en evenmin zal de nieuwe staat de euro mogen gebruiken. Een leuk
steuntje in de rug van de Spaanse regering van Mariano Rajoy. Dat kan die
regering wel gebruiken met een oprukkende nieuwe partij als Podemos, die de
door Brussel opgedragen
bezuinigingspolitiek ter discussie stelt.
Tot nu toe laten
de Catalanen zich niet intimideren en hebben nationalistische partijen er de
aanstaande verkiezingen aangegrepen om de bevolking zich over afscheiding uit
te laten spreken. Zelfs een dreigend afscheid van voetbalclub Barcelona van de
Spaanse en de Europese competitie maakt de Catalanen niet bang. Vooralsnog
lijken de nationalistische partijen een meerderheid te behalen in Catalonië. Met
dank aan Rajoy en de EU.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten