vrijdag 22 april 2016

Echte sterren, they just fade away



Lou Reed, David Bowie, Prince de afgelopen tijd alle drie dood. That’s life, zou je bijna zeggen. Zo niet onze onvolprezen media. Alleen eh, hoe moet het met de volgende? Lou Reed werd nog een beetje normaal de hemel in geprezen. David Bowie was zowaar een muzikaal genie, waar bijkans hele generaties musici door zijn beïnvloed.

En nu dus Prince. Welke superlatieven zijn er nog over na de loftuitingen op David Bowie? In ieder geval tijd op tv en ruimte in de dagbladen genoeg. Uren tv, krantenpagina’s vol, iedereen weet nog wel iets. Stilletjes vraag je je nu af of het misschien een beetje een generatiedingetje is. De grote sterren van de jaren tachtig en negentig zijn de ijkpunten.

Stel je voor dat Bob Dylan morgen het tijdelijke met het eeuwige verwisselt. Het zal tenslotte ooit een keer gebeuren. Hoe moet je hem nog recht doen, na alle hossanah over David Bowie en Prince. En wat met musici als Tom Waits, Mick Jagger, Leonard Cohen, allemaal van een of twee generaties eerder, maar zeker invloedrijker dan Prince of Bowie.

De ietsje geringere aandacht voor Lou Reed was al een teken aan de wand. Tenslotte was hij ook van de generatie van de jaren zeventig. En wie zijn de journalisten die hun necro’s moeten schrijven? Allemaal toch onder of iets boven de vijftig jaar. Ze hebben de jaren van de opkomst van rock en roll niet bewust meegemaakt, wel die van de afgeleiden in de decennia erna.

Bowie en Prince, sorry fans, waren toch vooral begaafde musici die veelal bekender waren vanwege hun uiterlijke kenmerken, kledij en gewoonten dan hun uitzonderlijke muzikale vernieuwing. Op de een of andere manier lijkt het me, dat musici die wat minder op uiterlijk vertoon uit waren, stiekem meer invloed hadden.

Steve Winwood, Eric Clapton, Ginger Baker om maar eens een trio te noemen, blonken niet uit in modieuze kledij. Oké, Baker is even gek als begaafd, maar geen icoon in kledij of uitzonderlijke aankleding van zijn optredens. Alledrie moeten ze het toch vooral hebben van hun muzikale talent.

Een heel enkele opmerking op de sociale media, die poogt de ophemeling van de nu gestorven popsterren ietwat te relativeren, wordt weggehoond. Hoe durft iemand te twijfelen aan de goddelijke eigenschappen van Prince?

Denk nu niet dat ik ben blijven hangen in de klassiekers van de rock. Nog iedere week hoor ik weer nieuwe talenten, of al iets oudere van wie ik niet eerder had gehoord en geniet ervan. Gek genoeg heb ik dit nooit zo gehad met de nu zo geprezen helden, maar goed ik was ook niet zo onder de indruk van de dood van Janis Joplin. Evenmin vond ik alles van Jimi Hendrix zo geweldig.

Maar van alle nieuwkomers heb ik meer het idee dat ze beïnvloed zijn door Bob Dylan, Stones, Beatles, Elvis Presley of Tom Waits dan door Prince of Bowie, al zullen ze best eens een nummer van een van de laatsten op het repertoire hebben. Vinden de mensen die Prince nu onbekommerd met de gekste superlatieven de kist in prijzen, hun voorgangers nog wel relevant?



Of is dit simpel een verschijnsel van alle tijden? De spraakmakende mediasterren zijn meestal tussen de veertig en vijftig jaar oud. Dus zijn ze geraakt door de dood van hun leeftijdgenoten en de helden uit hun jeugd. De tragiek van rock- en popsterren die te oud worden, is dat ze niet meer belangrijk lijken, net zoals journalisten die over hen schreven niet meer relevant zijn. Voor hen zijn er straks geen superlatieven meer. Ze zullen stilletjes sterven en in een kolommetje uitgezwaaid worden. Dat is het teken van de echt groten, zullen we maar zeggen. They just fade away.

dinsdag 19 april 2016

Altijd weer die haat van rechts



De afgelopen decennia was er in Zuid-Amerika warempel een hoopgevende trend waar te nemen. Na een lange periode van het spelen van rechtse regimes in de achtertuin van grote oom Noord-Amerika kwamen binnen korte tijd sociaaldemocraten en socialisten aan de macht in een aantal belangrijke landen, zoals Brazilië en Venezuela.

De Verenigde Staten, wijzer geworden, grepen niet in en het ging de nieuwe socialere landen voor de wind. Venezuela gebruikt de olie om de arme bevolking te verheffen en Brazilië kreeg de economie overeind. Helaas ging het in Venezuela rap mis door de megalomane Chavez en diens zo mogelijk nog onbetrouwbaarder opvolger Maduro.

Desondanks heeft de arme bevolking het aanzienlijk beter gekregen. Waar in vroeger jaren rechts ongetwijfeld de nieuwe regeringen gesaboteerd zou hebben met hulp van de VS, moest het nu machteloos toezien hoe de staatsinkomsten eerlijker verdeeld werden. De haat tegen al wat links is – toch al een typisch trekje van rechtse politici, zie hier Wilders die daarin heel ver gaat - groeide evenredig met de groei van de welvaart van de arme bevolking.

Brazilië daarentegen wist veertien jaar lang Latijns-Amerika een nieuwe rol te geven in de opkomende economieën verenigd onder de verzamelnaam Bric (Brazilië, India, China). Tandenknarsend moesten rechtse Brazilianen dit succes aanzien. Maar omdat ze er ook van konden profiteren kregen ze geen grote massa’s op de been.

Het wachten was op economisch slechtere tijden, die ongetwijfeld zouden komen. Dat is nu een keer een van de weinige economische wetmatigheden die wel klopt. Bovendien zijn ook linkse politici geen heiligen en werd de endemische corruptie zeker niet minder. Ex-president Lula kan zijn handen niet in onschuld wassen. Ook in de snoeppot van staatsoliebedrijf Petrobras gezeten.

Van de huidige president Dilma Rousseff kan dit niet worden gezegd. Ze lijkt een witte raaf in het Braziliaanse politieke landschap en toch moet ze het veld ruimen. Een meerderheid van het parlement heeft een afzettingsprocedure afgedwongen op zeer twijfelachtige gronden. Op straat protesteerde de betere klasse in Braziliaanse kleuren uitgedost.

Ook hier weer die immense haat tegen het linkse regiem. Gillend, bijna klaarkomend op hun woede klagen ze de corruptie aan en helpen een waarschijnlijk nog veel corrupter en onbetrouwbaarder president in het zadel. Wanhopig zie je de aanhangers van Rousseff nog de straat opgaan. Ze missen evenwel de immense haat, die haar tegenstanders als xtc voorwaarts drijft.

Tot nu toe is er internationaal weinig steun voor Rousseff, ook niet van links Europa. De situatie is ook onduidelijk. Wat wij te zien krijgen op televisie is volstrekt onduidelijk. Ook de kranten bieden geen uitkomst. Men blijft steken in de corruptie binnen de regerende arbeiderspartij. En vergeet die in de kringen van tegenstanders te benoemen. De woedende menigte op straat zet de media op het verkeerde been. En men durft geen mening te geven. Dat is doorgaans in een beginstadium van een ontwikkeling ook wel goed, maar nu wordt duidelijk dat hier een door haat gedreven stiekeme staatsgreep plaats heeft. Benoem het dan ook maar. Maar wie moet dat doen?


Tja, welk medium heeft nog gedreven correspondenten in vaste dienst in die contreien? Het zijn allemaal freelancers, die het grote publiek moeten bedienen om nog wat te verdienen. Daarin past weinig duiding noch stellingname. Laat dan de beelden op de televisie maar spreken. Kijk goed naar de van haat vertrokken gezichten en zie de wanhoop in de gezichten van mensen die het eindelijk iets beter hebben gekregen en dit nu in gevaar zien komen. Dan heb je geen duiding meer nodig.

donderdag 14 april 2016

Laten we maar lachen



Er zijn van die dagen dat je gillend van het lachen de straat op zou willen gaan en iedereen die nog serieus is over wat dan ook onmiddellijk aan te geven voor opname in een gekkenhuis. Je leest ‘s morgens de krant en het gaat over de belediging van een belachelijk dictatortje uit een land waarmee Europa rare dingen afspreekt.

En natuurlijk de nasleep van het referendum. Al even erg en even hilarisch. En iedereen maar bezig met uitleggen dat je mensen serieus moet nemen. Dat je miljoenen mensen naar de stembus mag laten gaan en er niets mee doen. Of dat we zaken moeten doen met die gek in Ankara en dan geen onsmakelijke hekeldichten mogen voorlezen.

En ik wacht op de mensen die schaterend weglopen van deze samenzwering van idioten. Gek genoeg gebeurt dat helemaal niet. Zelfs mensen die ik doorgaans verstandig acht, gaan helemaal op in het spel. Het wordt tijd dit totale gekkenhuis te verlaten, of dat Europa het officieel aanwijst als pretpark voor lieden met dwaze plannen.

Dat referendum dus. Georganiseerd door het zootje tuig van Geen Stijl, aangevoerd door een humorloze malloot met een matrozenpetje. Eerst had ik gedacht, dat het initiatief een stille dood zou sterven. Het ging nergens over. Het verdrag met Oekraïne zo leek het, maar feitelijk was het een zoveelste uitlaatklap voor ontevreden mensen die niet slim genoeg zijn om dat nu eindelijk eens in hun normale stemgedrag te laten blijken.

Met groeiende verbazing heb ik de discussie voorafgaand aan het referendum gevolgd. Een komische schets voor een aantal niet deugende mannen – zelden vrouwen – die door electoraal bevreesde politici weer serieus genomen moest worden. Ach, wat een treurigheid. Was er nu niemand die het lef had te zeggen: jongens prima, jullie spelen maar op het jaarlijks feest van de psychiatrische inrichting Nederland, maar laat ons erbuiten.

De uitslag stond van te voren vast. Verstandige mensen bleven thuis en de rest mocht zijn frustratie even uiten. Daarmee had het uit moeten zijn. Genoeg gespeeld, we gaan weer verder. Maar nee, een serieus Kamerdebat, alweer met politici waarvoor ik soms best waardering kan opbrengen, over de ongein van Geen Stijl.

Kom op, lach erom. Maak erin de wandelgangen grapjes over, maar neem het toch niet serieus. Spreek af van tevoren bij zo’n verdrag de vinger aan de pols te houden en al in het Europees parlement bezwaren – die best mogelijk waren – naar voren te brengen. Maar ga in vredesnaam niet mee met malloten met matrozenpetjes.

Leg het naast je neer. Genoeg pret gehad. Neem al die foute mannen toch niet zo serieus. Al die nee-stemmers op tv die de revue zijn gepasseerd. Er zat verdomme geen verstandig mens tussen. Het volk serieus nemen, ha, het zou wat. Het eerste beginsel van een parlementaire democratie is dat je het volk niet al te serieus neemt, anders kun je ze over elk onderwerp ook wel rechtstreeks laten stemmen. En zaten we vermoedelijk weer met een sharia-achtige wetgeving, inclusief doodstraf en hand afhakken. Daar hebben wij geen IS voor nodig.

Dat het niet helemaal een Nederlands dingetje is, mag blijken uit de reacties op het hekeldicht over Erdogan. Toen er op de Duitse tv een grapje werd gemaakt over deze namaakdictator, werd hij boos en probeerde via de consul de tv het zwijgen op te leggen. Daar kun je als redelijk land dus alleen maar om lachen. En als cabaretiers massaal die malloot bespotten.

Maar verdomd, moeten we weer rekening houden met gevoeligheden onder Duitsers en Nederlanders die ergens wortels in Turkije hebben. Flauwekul, steun liever de mensen die lijden onder het bewind van Erdogan. Nederlandse Turken, die louter Erdogan-televisie kijken en op vakantie alleen maar Erdogan-welvaart en hoofddoekjes zien, ach, die hoef je niet serieus te nemen. Er zijn voldoende verstandige Nederlandse Turken.


Laten we afspreken dat we bij elk initiatief uit de Geen Stijl-hoek hooguit zullen lachen, maar niets serieus nemen. Dat we gezamenlijk grapjes zullen maken over welk zichzelf bespottelijk makend staatshoofd dan ook en ons verder bezig houden met serieuzer zaken als belastingontwijking en schoolsegregatie. En vooral beter nadenken alvorens we naar een stemhokje gaan.

zondag 10 april 2016

Ojos de Brujo live Jools Holland

Europa project is voorlopig voorbij



In de Correspondent stelt Marc Chavannes de vraag aan de orde welk Europa we eigenlijk willen. Niet dus de na-referendum discussie over meer of minder Europa, maar een serieuze discussie wat we aan moeten met het huidige gedrocht.

Het mag duidelijk zijn, dat het huidige Europa weinig fervente aanhangers neer heeft. Zelfs politieke partijen, zoals het eurofiele D66 overtuigen niet in de verdediging van het project Europese Unie. In het verleden, meen ik mij vaag te herinneren is er ooit wel eens iets gezegd over een ander dan neoliberaal Europa.

Het waren immer kleine rimpelingen in de vijver, of een steentje in een snelstromende rivier. De leiders van de Europese Unie hebben het project nooit anders gezien als een economisch vehikel. Voortgekomen uit de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal – kan het nog minder idealistisch – is de blik altijd gericht geweest op Trans-Atlantische verbindingen.

Was er vanuit de beginjaren nog wel te sturen geweest met het cluster oude Europese lidstaten met min of meer gelijke politieke instellingen, nu lijkt dat bijkans onmogelijk. Terecht constateert Chavannes dat Groot Brittannië na Margareth Thatcher nooit belangstelling heeft gehad voor sociaal-economische model van het vasteland.

Na de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de EU vervloog de hoop al snel dat het Europese Rijnlandse model de scherpe kantjes van het Britse neoliberalisme zou afslijpen. In tegendeel, de rest van Europa nam het – zeker na de val van de Muur – volhartig over. Toen ook nog de rechts georiënteerde voormalige Oostbloklanden met hun wildwest kapitalisme toetraden was het bijkans onmogelijk geworden het Europese project nog sociaal bij te sturen.

De Europese burgers hebben dit inmiddels begrepen en keren in toenemende mate Europa de rug toe. Natuurlijk de politieke vertegenwoordiging hiervan komt met vaak ondeugdelijke argumenten, maar het gevoel dat ze vertegenwoordiging komt ook buiten hun aanhang voor. Dat er nog geen algemene revolte tegen Europa is gekomen, komt grotendeels doordat een meerderheid van de bevolking eigenlijk wel geporteerd is voor Europa, alleen niet voor het huidige.

We genieten van de open grenzen, van de paspoorten die overal toegang geven, de welvaart, de redelijke democratie – tenminste in de oude lidstaten. En eerlijk is eerlijk, we zouden best onderdeel willen zijn van een mooi continent waarin we onze aloude waarden zouden herkennen. Wellicht dat we dan helemaal niet zo’n probleem zouden hebben met het opgeven van een zekere autonomie.

Maar het huidige corporatistische, technocratische Europa waar toch vooral naar de belangen van de – belastingontwijkende – bedrijven wordt geluisterd en amper naar de hierdoor bedreigde burger, daar hebben we het mee gehad. En dat laten we dan blijken in een lullig referendum, georganiseerd door foute lieden. De onwil van de huidige leiding van het land – defacto de VVD – om iets te veranderen aan het neoliberale beginsel van de EU, om iets te doen met de uitslag van het referendum is helder.

Gezien de electorale verhoudingen in grote delen van Europa vervliegt de hoop dat de door Chavannes gewenste verandering er zal komen. We gaan het dus niet hebben over het soort Europa dat we willen, een Europa dat ook gewone mensen beschermt tegen de macht van de grote bedrijven, dat hun sociale vangnet overeind houdt, dat van de arbeidsvoorwaarden afblijft, de zuidelijke landen niet als paria’s behandelt en een begin maakt met het sluiten van belastingparadijzen.

En onderwijl brokkelt de basis onder het project EU verder af. De neoliberale leiders van Europa spelen met vuur als ze critici van het huidige Europa wegzetten als louter populisten. Eigenlijk gelooft niemand meer in dit Europa. En daarmee is het project mislukt.

Wellicht is het beter te stoppen met het huidige Europa en opnieuw te beginnen. Er zullen echt geen oorlogen uitbreken. Dan kunnen we proberen een mooier en beter Europa te maken. En landen die dat niet willen, mogen zonder boete afhaken. Graag zelfs. Later mogen ze alleen aansluiten als ze echt voldoen aan de voorwaarden van dat mooiere Europa. Maar goed, dat is een Utopia. Nu strompelen we door in een project waar iedereen armer van wordt, met uitzondering van een klein groepje profiteurs. Tot het breekt en dan zijn we veel verder van huis.